Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het rijden van 6 km per uur te hard op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op 30 mei 2023. Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. M. Lagas van Appjection B.V., heeft beroep ingesteld nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de gemachtigde van betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk behandeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd niet kon worden vastgesteld, omdat betrokkene een huurovereenkomst had overgelegd waaruit bleek dat het voertuig op het moment van de gedraging was verhuurd. Hierdoor kon betrokkene zich beroepen op de uitzondering in artikel 8 sub b van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete ten onrechte aan betrokkene was opgelegd en heeft het beroep gegrond verklaard. De beslissing van de officier van justitie en de boetebeschikking zijn vernietigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot terugbetaling van de betaalde zekerheid en is een proceskostenvergoeding van € 453,50 toegekend aan betrokkene. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.