In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Backer en Ruebweg te Breda op 5 oktober 2023. De betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 13 juni 2025 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde heeft het standpunt van de betrokkene toegelicht. De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat de betrokkene niet tijdig kon stoppen voor het verkeerslicht. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat uit het dossier, met name de foto’s, blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, inderdaad heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verkeerslicht 4,3 seconden geel licht heeft gestraald, wat voldoende tijd bood om te remmen. De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde verworpen en geoordeeld dat er geen schending van de hoorplicht was, aangezien de betrokkene niet om een hoorzitting had verzocht. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.