ECLI:NL:RBZWB:2025:4483
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm)
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een naheffingsaanslag van € 12.411 opgelegd, samen met een belastingrentebeschikking van € 580. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en drie inspecteurs aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag en belastingrentebeschikking onterecht waren en vermindert deze tot respectievelijk € 8.878 en een overeenkomstige belastingrentebeschikking. De rechtbank concludeert dat de inspecteur het griffierecht van € 184 aan belanghebbende moet vergoeden en dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 2.500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en legt de kosten van de procedure voor de inspecteur op.