3.1.De wet- en regelgeving die van belang is voor deze zaak, staat in de bijlage bij deze uitspraak.
Is sprake van strijd met de goede procesorde?
4. Op zitting heeft eiser aangevoerd dat hij het verweerschrift van de burgemeester pas op 12 juni 2025 heeft ontvangen, dus zes dagen voor de zitting. Dat is naar zijn mening in strijd met de goede procesorde. Hij heeft daarbij toegelicht dat hij bij eerdere ontvangst mogelijk nog onderzoeksresultaten had willen inbrengen.
5. De rechtbank overweegt dat het verweerschrift binnen de tien-dagentermijn van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht aan de rechtbank is toegezonden, maar vanwege een administratieve vertraging bij de rechtbank buiten deze termijn aan eiser is doorgestuurd. Eiser is op zitting echter in de gelegenheid gesteld om zijn standpunten toe te lichten en op het verweerschrift te reageren, en heeft van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. De rechtbank volgt de burgemeester in zijn standpunt dat het verweerschrift bovendien geen nieuwe of wezenlijk afwijkende standpunten bevatte. De rechtbank concludeert daarom dat geen sprake is van schending van de goede procesorde. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Moet de formele rechtskracht van de last onder dwangsom worden doorbroken?
6. De rechtbank beoordeelt eerst of in deze procedure nog aandacht moet worden besteed aan de rechtmatigheid van de aan eiser opgelegde last onder dwangsom van 28 mei 2021. Deze last is opgelegd vanwege een op 25 april 2021 geconstateerde overtreding van de gedragsregels uit de Trm. Tegen deze last is geen bezwaar gemaakt, waardoor deze onherroepelijk is geworden. De hoofdregel is dat de rechtmatigheid van een onherroepelijke last niet meer ter discussie kan worden gesteld, ook niet in een procedure over de invordering van een onder deze last verbeurde dwangsom. Dat is alleen anders in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als evident is dat er geen overtreding is gepleegd of betrokkene geen overtreder is.
7. Eiser voert aan dat hij op 25 april 2021 geen overtreding heeft begaan. Volgens hem hebben bezoekers uit eigen beweging op het gras plaatsgenomen. Er was volgens hem geen sprake van aansporing of facilitering van groepsvorming. Omdat hij bovendien niet bevoegd was om hen van het terrein te verwijderen, stelt hij dat sprake was van overmacht. Hij is van mening dat hij onder deze omstandigheden niet als overtreder kan worden beschouwd en dat de last onder dwangsom daarom ten onrechte is opgelegd.
8. De rechtbank stelt vast dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet maken dat evident geen overtreding is gepleegd of dat eiser ten onrechte als overtreder is aangemerkt. Daarmee is geen sprake van een uitzonderlijke situatie die aanleiding geeft om af te wijken van de formele rechtskracht van de last onder dwangsom. De rechtbank volgt hierin het standpunt van de burgemeester. De last onder dwangsom kan daarom niet meer ter discussie worden gesteld. Deze grond slaagt niet.
Is sprake van overtreding van de last onder dwangsom?
9. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat de last onder dwangsom formele rechtskracht heeft, beoordeelt zij hierna of sprake is van overtreding van die last. Daarbij komt eerst aan de orde of de inhoud van de last voldoende duidelijk was om naleving mogelijk te maken. Vervolgens wordt beoordeeld of de gedragingen op 11 september 2021 een overtreding opleverden.
Is de inhoud van de last voldoende duidelijk geformuleerd?
10. Eiser voert aan dat de last onvoldoende duidelijk was geformuleerd en dat hij daardoor in het duister tastte over wat van hem werd verlangd. Volgens hem was sprake van een vage omschrijving zonder concrete instructies, mede doordat de last verwees naar “alle andere bepalingen van de huidige en toekomstige Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 waarin beperkingen aan openstelling zijn opgenomen”. Omdat die toekomstige bepalingen ten tijde van het opleggen nog niet bekend waren, vindt eiser dat de last onuitvoerbaar was en in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.