Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur
de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid), de Minister.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat een aanslag ten onrechte achterwege is gelaten of tot een te laag bedrag is vastgesteld, (…), kan de inspecteur de te weinig geheven belasting (…) navorderen. Een feit, dat de inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, kan geen grond voor navordering opleveren, behoudens in de gevallen waarin de belastingplichtige ter zake van dit feit te kwader trouw is.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de inspecteur tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 3.200;
- veroordeelt de Minister tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 800;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 226,75 aan proceskosten aan belanghebbende.