In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 20 december 2023 om aanvullende schadevergoeding bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De rechtbank doet uitspraak zonder zitting, omdat het beroep kennelijk gegrond is. Dit is mogelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft op 20 december 2023 een aanvraag ingediend, maar verweerder heeft niet tijdig beslist. Eiseres heeft verweerder op 23 december 2024 in gebreke gesteld, waarna de beslistermijn is overschreden. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank overweegt dat een langere termijn dan twee weken gerechtvaardigd is vanwege het aantal aanvragen dat verweerder moet behandelen. Daarom wordt een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak als redelijk beschouwd. Tevens wordt verweerder een dwangsom van € 100,- opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden. De proceskosten bedragen € 453,50, omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en er verder geen kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.