ECLI:NL:RBZWB:2025:4990
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ongebruikelijke terbeschikkingstelling van onroerend goed door ouders aan kinderen in het kader van belastingheffing
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 juli 2025, wordt de zaak behandeld van drs. [belanghebbende] tegen de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 8 maart 2024, waarbij aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2015 en 2016 zijn opgelegd. De inspecteur heeft gesteld dat er sprake is van een ongebruikelijke terbeschikkingstelling (tbs) van onroerend goed door de ouders van belanghebbende aan haar en haar broer en zus, wat gevolgen heeft voor de belastingheffing. De rechtbank heeft de beroepen op 15 juli 2025 behandeld, waarbij belanghebbende en haar zus aanwezig waren, evenals de inspecteur vertegenwoordigd door mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht heeft geoordeeld dat sprake is van een ongebruikelijke tbs en dat de aanslagen tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Tevens oordeelt de rechtbank dat belanghebbende recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke beslistermijn. De rechtbank kent een schadevergoeding van € 1.000 toe aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op rechtspraak.nl.