In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 augustus 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 29 mei 2024 voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Dienst Toeslagen op 11 juni 2025 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen binnen zeven weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank stelt de reeds verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 506,50 bedragen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen.