ECLI:NL:RBZWB:2025:5920

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
BRE 25/1471
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op bezwaar tegen last onder dwangsom wegens prostitutieactiviteiten

Deze uitspraak betreft de beslissing op bezwaar van 5 februari 2025, waarin verweerders het bezwaar van eiseres tegen een aan haar opgelegde last onder dwangsom ongegrond hebben verklaard. De last was opgelegd wegens prostitutieactiviteiten in de woning van [rechthebbende]. Verweerders hebben aangegeven dat [rechthebbende] op 23 juni 2025 is verhuisd, waardoor hij de opgelegde last niet meer kan overtreden en dus geen procesbelang meer heeft. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat er geen actueel en reëel belang meer is bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is in lijn met de vaste rechtspraak dat de bestuursrechter alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Eiseres heeft geen andere redenen aangevoerd die aannemelijk maken dat zij nog een actueel en reëel belang heeft bij een uitspraak. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat eiseres het griffierecht niet terugkrijgt en geen vergoeding van haar proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1471

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2025 in de zaak tussen

[bewindvoerder] B.V., in hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [rechthebbende], eiseres,
gemachtigde: mr. T.M. ten Velde,
en
1. de burgemeester van de gemeente Tilburgde burgemeester,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburghet college,
tezamen: verweerders,
gemachtigde: mr. B. van den Broek.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de beslissing op bezwaar van 5 februari 2025 waarin verweerders het bezwaar van eiseres tegen een aan haar opgelegde last onder dwangsom ongegrond hebben verklaard. Verweerders hebben de last opgelegd wegens prostitutieactiviteiten in de woning van [rechthebbende] aan de [adres].
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiseres geen procesbelang meer heeft in beroep. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van eiseres niet inhoudelijk beoordeelt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Ook [rechthebbende] en zijn begeleider [naam] van [organisatie] waren aanwezig. De burgemeester en het college zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde en mr. M. Gijsbers.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid eiser in beroep
3. Verweerders hebben aangegeven dat [rechthebbende] op 23 juni 2025 is verhuisd waardoor hij de opgelegde last niet meer kan overtreden en dus geen procesbelang meer heeft.
3.1.
Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat [organisatie] een principe-uitspraak wenst en dat daarin procesbelang gelegen is. Daarnaast is de last de directe aanleiding geweest om de huurovereenkomst op te zeggen waardoor [rechthebbende] moest verhuizen. De kosten die hierdoor gemaakt zijn wil eiseres op verweerders verhalen.
3.2.
Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk hoeft te beoordelen als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. Daarbij geldt dat het doel dat de indiener voor ogen staat met het ingestelde rechtsmiddel moet kunnen worden bereikt en voor hem feitelijk van betekenis is. Met andere woorden, de indiener moet een actueel en reëel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. [1] Dit betekent dat de rechtbank geen procesbelang aanneemt op basis van de wens van [organisatie], nog daargelaten dat dit ook geen eigen belang van eiseres is.
3.3.
Daarnaast geldt als voorwaarde voor het aannemen van procesbelang in het geval van geleden schade dat tenminste enigszins aannemelijk moet zijn dat de schade is geleden als gevolg van het besluit. [2] Omdat de last onder dwangsom is opgelegd op basis van de geconstateerde prostitutieactiviteiten is het niet aannemelijk dat de schade het gevolg is van de last onder dwangsom op zich. Eiseres heeft ook geen andere redenen aangevoerd die aannemelijk maken dat zij nog een actueel en reëel belang heeft bij een uitspraak.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep van eiseres is niet-ontvankelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug en zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 28 augustus 2025 gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie o.a. de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 9 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1581.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 15 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:106.