ECLI:NL:RBZWB:2025:5939

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
4 september 2025
Zaaknummer
24/6870 WAJONG
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Wajong-uitkering door UWV

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van eiser, geboren in 1962, die op 3 mei 2023 een aanvraag voor een Wajong-uitkering indiende. Het UWV weigerde deze aanvraag op 9 augustus 2023, omdat eiser niet voldeed aan de criteria voor het ontbreken van arbeidsvermogen. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geweigerd de uitkering toe te kennen. De rechtbank concludeerde dat eiser, ondanks zijn lichamelijke beperkingen als gevolg van polio, in staat was om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie. De rechtbank baseerde haar oordeel op de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige, die beiden concludeerden dat eiser over basale werknemersvaardigheden beschikte en niet volledig arbeidsongeschikt was. Eiser had aangevoerd dat hij door zijn handicap niet in staat was om arbeid te verrichten, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van het UWV in stand bleef. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6870 WAJONG

uitspraak van 4 september 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] uit [plaats], eiser,

(gemachtigde: mr. M.P. Harten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Samenvatting

1.1.
Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Eiser is het niet eens met deze afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV terecht heeft geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
1.3.
Onder 2 staan de feiten en omstandigheden die van belang zijn. Onder 3 staat het procesverloop in deze zaak. Onder 4 en 5 staan het wettelijk kader en de grondslag van het bestreden besluit. Onder 6 en 7 volgt een weergave van het medisch en arbeidskundig onderzoek. Onder 8 en 9 staan de standpunten van eiser en het UWV. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 10. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen: heeft eiser arbeidsvermogen en zo niet, is het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Feiten en omstandigheden

2. Eiser, geboren op [datum] 1962, heeft op 3 mei 2023 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering.
Met het besluit van 9 augustus 2023 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd om aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit van 5 september 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV gebleven bij dat besluit.

Procesverloop

3.1.
Eiser heeft bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.3.
Op 18 juni 2025 heeft eiser een verzekeringsgeneeskundige contra-expertise door Het Expertise Orgaan aan de rechtbank toegezonden, ter onderbouwing van zijn beroep.
3.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. E. Paydaş (kantoorgenoot van eisers gemachtigde) en mr. T. Rook namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Grondslag van het bestreden besluit
5. Aan het bestreden besluit liggen een medisch en een arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
Medisch onderzoek
6.1.
De verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd, eiser gezien op het spreekuur en heeft het volgende gerapporteerd. Eiser is bekend met een locomotoor probleem op basis van een viraal infect op 2-jarige leeftijd (polio), waartoe hij onderzoeken, revalidatie en ingrepen heeft ondergaan. Dit is uitgebreid beschreven in diverse medische onderzoeksrapporten. In de loop der jaren heeft geen wezenlijke verandering in de medische situatie plaatsgevonden. Er is geen sprake van grove psychopathologie die bepalend zou kunnen zijn voor een begeleidingsbehoefte die maakt dat er een gemis is aan basale werknemersvaardigheden. Daarnaast heeft hij als mantelzorger voor zijn moeder gezorgd en heeft hij daarvoor ook een vrijstelling vanuit de gemeente gekregen, wat doet vermoeden dat men hier kan spreken over een goed cognitief functioneren naast een lichamelijk functioneren. Het uitoefenen van een taak is geen beletsel en er is ook geen reden om aan te nemen dat er een belemmering in duurbelasting is, zodanig dat eiser niet in staat zou moeten worden geacht om vier uur op een dag en vijf dagen in de week een zekere activiteit uit te voeren. Dit is ook het geval gezien het dagverhaal van eiser, waarin hij zijn eigen huishouden dient te runnen en daarnaast ook nog de mogelijkheid heeft gezien om alle andere taken te verrichten. De prognose is min of meer stationair.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) heeft het dossier met de medische informatie bestudeerd, heeft eiser gezien op de hoorzitting en heeft gerapporteerd dat er geen aanleiding bestaat om af te wijken van het primaire oordeel. Uit de aanwezige medische gegevens blijkt dat eiser vermoedelijk restverschijnselen van poliomyelitis heeft opgelopen met als gevolg deformiteit van de benen en voeten. Hiervoor is hij destijds meerdere malen geopereerd (o.a. correcties) aan de voeten. Als gevolg hiervan ervaart hij stoornissen in de volgende activiteiten: in de mobiliteit zoals bij langdurig lopen, staan, tillen en dragen, traplopen, duwen en trekken, klimmen. Deze beperkingen waren ook op zijn 18e jaar aanwezig. Eisers bezwaar dat hij geen arbeidsvermogen had op zijn 18e jaar kan niet worden gevolgd. Eiser heeft geen informatie overhandigd waaruit dit zou moeten blijken. Op basis van het dossier is er geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden, omdat eiser niet behoort tot een van de uitzonderingscategorieën uit het Schattingsbesluit. Er is verder geen aanleiding bij geheel passende arbeid een urenbeperking aan te nemen van meer dan vier uur per dag, want bij eiser is geen sprake van de criteria die daarvoor in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid zijn opgenomen. Eiser is in staat met inachtneming van de aangegeven beperkingen en omstandigheden één uur aaneengesloten te werken, want er is geen sprake van een ernstige verstandelijke beperking waardoor binnen het uur herhaalde bijsturing noodzakelijk is, noch is het concentratievermogen dermate gestoord dat eiser niet één uur met een (eenvoudige) taak bezig zou kunnen zijn.
Arbeidskundig onderzoek
7.1.
De arbeidsdeskundige heeft het dossier bestudeerd, heeft eiser gezien op het spreekuur, heeft telefonisch contact gehad met ISD Brabantse Wal en heeft overlegd met de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens in zijn rapportage geconcludeerd dat eiser arbeidsvermogen heeft.
7.2.
De arbeidsdeskundige b&b heeft het dossier bestudeerd en heeft overlegd met de verzekeringsarts b&b. De arbeidsdeskundige b&b heeft vervolgens gerapporteerd dat hij niet afwijkt van de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige. Eiser kan een taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie, bijvoorbeeld ‘sorteren van post’ (taak 1501). Ook beschikt eiser over basale werknemersvaardigheden. Eiser beschikt over arbeidsvermogen.
Standpunt eiser
8. Eiser heeft in beroep – samengevat – aangevoerd dat het UWV ten onrechte stelt dat hij arbeidsvermogen heeft, nu hij dit niet heeft door zijn invaliditeit en het niet kunnen voltooien van een opleiding. Er is een urenbeperking van meer dan vier uren per dag en ten onrechte is aangenomen dat eiser één uur aaneengesloten kan werken. Vanwege de jarenlange negatieve mentale gevolgen voor eiser vanwege zijn levenslange fysieke handicap, kan hij zich niet één uur lang op een taak concentreren. De omstandigheid dat eiser nooit heeft deelgenomen aan het arbeidsproces maakt dat hij psychisch niet in staat is om arbeid te verrichten. Verder heeft eiser aangevoerd dat sprake is van een motiverings- en zorgvuldigheidsgebrek, nu onvoldoende is gemotiveerd waarom hij arbeidsvermogen heeft. Er is geen rekening gehouden met het ontbreken van enig arbeidsverleden, de handicap die daaraan ten grondslag ligt en de negatieve mentale gevolgen hiervan. Ook heeft de arbeidsdeskundige b&b geen nadere functies geduid, maar slechts verwezen naar de primaire arbeidsdeskundige en de door hem geduide taak. Ook heeft eiser aangevoerd dat hij niet geschikt is voor de door de arbeidsdeskundige geduide taken.
Eiser heeft een verzekeringsgeneeskundige contra-expertise overgelegd van [arts 1] – gecontrasigneerd door verzekeringsarts [arts 2] – van Het Expertise Orgaan van 14 januari 2025. [arts 1] heeft via videobellen contact gehad met eiser en heeft eiser een vragenlijst laten invullen. [arts 1] heeft onder andere eisers huidige behandeling, zijn klachten en zijn dagverhaal uitgevraagd en komt tot belastbaarheidsverschillen ten opzichte van de verzekeringsarts b&b van het UWV. [arts 1] concludeert dat eiser geen arbeidsvermogen had op 18-jarige leeftijd.
Standpunt UWV in reactie op het beroep
9. Het UWV heeft zich in het verweerschrift – samengevat – op het standpunt gesteld dat een verzekeringsarts moet beoordelen of iemand vier uur per dag en één uur aaneengesloten kan werken, allereerst op basis van anamnese. Uit het dossier blijkt dat de locomotore klachten vooropstaan, vandaar dat het medische onderzoek zich daar allereerst op richt. Daarnaast is ook de psychische situatie tegen het licht gehouden tijdens het spreekuur en de hoorzitting. Uit de rapportage van de primaire verzekeringsarts blijkt dat deze eisers cognitieve vermogens, concentratie enzovoorts heeft onderzocht. Ook tijdens de hoorzitting van 40 minuten bleek niet van onderbrekingen en kon eiser zich goed presenteren. Het al of niet voltooien van een opleiding is geen beoordelingscriterium voor de Wajong. Het gaat ook niet om te duiden functies maar om een taak. Verder komt de beoordeling door de gemeente tot stand op basis van een ander wettelijk beoordelingskader dan een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Het UWV hanteert het regime van het Schattingsbesluit en de Standaard duurbelastbaarheid in Arbeid.
De verzekeringsarts b&b heeft de criteria van de Standaard Duurbelastbaarheid weergegeven en concludeert dat eiser in passende arbeid vier uur per dag en één uur aaneengesloten kan werken. Bepalend is of iemand een taak kan verrichten.
Overwegingen rechtbank
10. De rechtbank stelt het volgende voorop. Omdat eiser zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering geruime tijd na zijn 18e verjaardag heeft ingediend, namelijk pas in 2023, is sprake van een laattijdige aanvraag. In dat geval moet het UWV ook onderzoeken of eiser binnen (de reeds verstreken periode van) vijf jaar na zijn 18e verjaardag alsnog jonggehandicapte in de zin van de Wajong is geworden. [1] Volgens vaste rechtspraak draagt de aanvrager in geval van een laattijdige aanvraag de bewijslast om met objectieve medische gegevens aannemelijk te maken dat hij op 18-jarige leeftijd en vijf jaar daarna voldeed aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Wajong-uitkering, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de tijd steeds moeilijker is vast te stellen. [2] In het geval van eiser loopt de te beoordelen periode van [datum] 1980 tot en met [datum] 1985 en draagt hij dus ook de bewijslast.
11. Recht op een Wajong-uitkering ontstaat pas indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft. Het UWV moet daarom eerst beoordelen of eiser voldoet aan tenminste een van de volgende voorwaarden:
- eiser kan geen taak uitvoeren in een arbeidsorganisatie
- eiser beschikt niet over basale werknemersvaardigheden
- eiser kan niet een uur aangesloten werken
- eiser is niet tenminste vier uur per dag belastbaar (dan wel twee uur per dag belastbaar en in staat het minimumloon te verdienen).
Wordt aan tenminste een van deze voorwaarden voldaan dan ontbreekt arbeidsvermogen. Vervolgens moet het UWV dan beoordelen of deze situatie duurzaam is.
12. Niet in geschil is dat eiser basale werknemersvaardigheden heeft. De andere drie voorwaarden zijn wel in geschil. Ook heeft eiser aangevoerd dat de besluitvorming van het UWV niet zorgvuldig is en dat daaraan een motiveringsgebrek kleeft.
12.1.
Ten aanzien van de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het UWV overweegt de rechtbank het volgende. Een lichamelijk onderzoek was in het geval van eiser niet noodzakelijk, gelet op de al aanwezige medische informatie in het dossier. De inhoudelijke overwegingen van de verzekeringsarts b&b – volledig toegespitst op eisers persoonlijke situatie – samen met de verrichte spreekuurcontacten en de medische informatie van de behandelend sector maken dat het medisch onderzoek van het UWV naar het oordeel van de rechtbank voldoende zorgvuldig is geweest.
12.2.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat niet gebleken is dat eiser niet één uur aaneengesloten kan werken. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende onderbouwd dat eiser met inachtneming van de aangegeven beperkingen en omstandigheden één uur aaneengesloten kan werken, nu er – kort gezegd – geen sprake is van een ernstige verstandelijke beperking of een dermate gestoord concentratievermogen dat hij niet één uur met een (eenvoudige) taak bezig zou kunnen zijn. Ook uit de rapportage van [arts 1] van 14 januari 2025 blijkt niet dat eiser niet één uur aaneengesloten zou kunnen werken.
12.3.
Ook ten aanzien van het tenminste vier uur per dag belastbaar zijn voor arbeid oordeelt de rechtbank dat het UWV terecht heeft overwogen dat niet is gebleken dat eiser dit niet kan. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapportage gemotiveerd waarom bij geheel passende arbeid geen aanleiding bestaat om een urenbeperking van meer dan vier uur per dag aan te nemen. Hoewel [arts 1] in zijn rapportage van 14 januari 2025 stelt dat eiser maximaal twee uur per dag en maximaal tien uur per week belastbaar is voor arbeid, heeft hij dit niet onderbouwd. Dit is dan ook onvoldoende om de rechtbank aan de gemotiveerde conclusie van de verzekeringsarts b&b te doen twijfelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser ook anderszins onvoldoende met medische stukken onderbouwd dat hij in de te beoordelen periode (1980-1985) niet tenminste vier uur per dag belastbaar was voor arbeid.
12.4.
Verder overweegt de rechtbank dat bij een Wajong-aanvraag moet worden beoordeeld of iemand een
taakkan uitvoeren in een arbeidsorganisatie, dus niet een ‘functie’ zoals eiser heeft gesteld. Een taak is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen. Met behulp van de ‘taakeisen’ en de eisen die voortvloeien uit de ‘fysieke en sociale werkomgeving’ bepaalt een arbeidsdeskundige of de taak aansluit bij de krachten en bekwaamheden van eiser. Bovendien gaat het er niet om of eiser eerder werk kon volhouden, maar of hij de geselecteerde Wajong-taak ‘sorteren van post’ kan uitvoeren, eventueel in het kader van beschut werk en dus met intensieve begeleiding en permanent toezicht. Nergens blijkt uit dat dit voor eiser niet mogelijk is, mits rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts b&b heeft aangegeven. Het UWV geeft terecht aan dat in de bezwaarfase actualisering van arbeidsdeskundige gegevens hoeft plaats te vinden, nu het hier niet gaat om het duiden van functies (zoals in het kader van een WIA-beoordeling), maar om het verrichten van een taak, in de periode 1980-1985. Eiser voldoet dus ook niet aan het criterium dat hij geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie.
13. Wat hiervoor is overwogen, leidt tot de conclusie dat het UWV terecht heeft geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen. Eiser voldoet namelijk niet aan de criteria voor het ontbreken van arbeidsvermogen. Ook is de rechtbank niet gebleken van een motiverings- en/of zorgvuldigheidsgebrek in de bestreden besluitvorming. De rechtbank verwijst in dit kader naar de rapportages van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b, waarin puntsgewijs met de gegevens uit eisers dossier is onderbouwd waarom hij niet voldoet aan de criteria voor het ontbreken van arbeidsvermogen. Eisers beroep slaagt dus niet, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat er voor eiser niets verandert. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 4 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage wettelijk kader
Wajong
Artikel 1a:1, eerste lid
Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
Artikel 1a:1, tweede lid
De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
Artikel 1a:1, zesde lid
De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
Artikel 1a:1, achtste lid
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit
Artikel 1a, eerste lid
Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Artikel 1a, tweede lid
Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 5 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:578.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 1 juli 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1583.