Op 8 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Bergen op Zoom. De rechtbank beoordeelt het verzoek van de belanghebbende om vergoeding van de proceskosten na de intrekking van zijn beroep tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende trok zijn beroep in omdat de heffingsambtenaar op 27 september 2023 de naheffingsaanslag had vernietigd. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet in de proceskosten van de bezwaarfase hoeft te worden veroordeeld, omdat de naheffingsaanslag was opgelegd vanwege een onjuist kenteken dat door de belanghebbende was ingevoerd. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar niet verantwoordelijk is voor de onrechtmatigheid die heeft geleid tot het beroep.
In de beroepsfase oordeelt de rechtbank echter anders. De rechtbank concludeert dat de noodzaak om beroep in te stellen niet alleen te wijten is aan de belanghebbende, omdat het hoorrecht in bezwaar is geschonden. De heffingsambtenaar had de belanghebbende meerdere keren de gelegenheid moeten geven om te worden gehoord, wat niet is gebeurd. Dit leidt tot de conclusie dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van de proceskosten voor de beroepsfase. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor de bezwaarfase af, maar kent een vergoeding van € 453,50 toe voor de beroepsfase, die door de heffingsambtenaar moet worden betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.