ECLI:NL:RBZWB:2025:6104
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een appartement in Breda
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 september 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 25 juni 2024 beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, een appartement in Breda, vastgesteld op € 397.000 per 1 januari 2023, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2024. De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de waarde van de woning te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar had de waarde bepaald aan de hand van de vergelijkingsmethode, maar de rechtbank oordeelt dat onvoldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning van de belanghebbende en de referentiewoningen. De rechtbank stelt vast dat de woning van de belanghebbende als gemiddeld moet worden gekwalificeerd, in tegenstelling tot de boven-gemiddelde kwalificatie die de heffingsambtenaar had gegeven. Hierdoor komt de rechtbank tot de conclusie dat de beschikte waarde te hoog is en stelt de waarde vast op € 393.000.
Het beroep van de belanghebbende wordt gegrond verklaard, wat betekent dat de bij beschikking vastgestelde waarde moet worden verminderd. De rechtbank bepaalt ook dat de heffingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.