Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/1102, waarin belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. I.N.D.J. Rissema, een verzoek indiende om veroordeling van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg in de proceskosten. Dit verzoek volgde op de intrekking van haar beroep tegen een besluit van de heffingsambtenaar, waarbij een naheffingsaanslag was vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar belanghebbende tegemoet is gekomen door de naheffingsaanslag te vernietigen, wat aanleiding gaf tot een proceskostenveroordeling voor de beroepsfase. De rechtbank heeft echter het verzoek om vergoeding van kosten in de bezwaarfase afgewezen, omdat het indienen van een aanvullend bezwaarschrift niet in aanmerking komt voor vergoeding volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan belanghebbende, en heeft bepaald dat het griffierecht van € 50,- door de heffingsambtenaar moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.