In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 februari 2025, wordt het beroep van eiser tegen de Dienst Toeslagen beoordeeld. Eiser had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van 15 april 2024, waarin de rechtbank had bepaald dat de Dienst Toeslagen binnen negen weken op het bezwaar van eiser moest beslissen. Eiser stelt dat de Dienst Toeslagen deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding geeft voor het indienen van een nieuw beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en verplicht hen om dit alsnog te doen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. Tevens wordt er een dwangsom opgelegd van € 250,- per dag, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de termijn wordt overschreden. Eiser krijgt het griffierecht vergoed, maar er worden geen proceskosten vergoed, aangezien eiser geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.