In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2025, worden de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor de jaren 2018, 2019 en 2020 aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd. Belanghebbende, die sinds 2010 in Brazilië woont, betwistte de aanslagen en voerde aan dat hij recht had op zelfstandigenaftrek en dat het vertrouwensbeginsel was geschonden. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de aanslagen terecht had opgelegd en dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had op zelfstandigenaftrek. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren en dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was. Wel werd belanghebbende een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank stelde de schadevergoeding vast op € 1.500 en de proceskosten op € 354,68.