ECLI:NL:RBZWB:2025:6683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
24/7331
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kostenvergoeding voor taxatierapport in WOZ-zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2024 gegrond verklaard, de waarde van de woning verlaagd naar € 520.000 en een kostenvergoeding van € 312 toegekend. Echter, voor het door belanghebbende ingebrachte taxatierapport was geen kostenvergoeding toegekend. De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van belanghebbende voldoende bevoegdheid had om op te treden in deze zaak.

De rechtbank oordeelt dat belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding voor het taxatierapport, dat door de heffingsambtenaar als onvoldoende werd gekwalificeerd. De rechtbank stelt vast dat het taxatierapport vergelijkbare elementen bevatte als de matrix van de heffingsambtenaar en dat de argumenten van de heffingsambtenaar niet opgingen. De rechtbank komt tot de conclusie dat de kostenvergoeding voor het taxatierapport moet worden vastgesteld op € 128,26, wat samen met de reeds toegekende vergoeding van € 312 leidt tot een totaal van € 440,26. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding en veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van dit bedrag aan belanghebbende, evenals een proceskostenvergoeding van € 27,21 en het griffierecht van € 51.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/7331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] , verbonden aan [organisatie] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 24 september 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2024 gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde van de woning verlaagd naar € 520.000 en een kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend van € 312 (de kostenvergoeding). Voor het taxatierapport van belanghebbende is geen kostenvergoeding toegekend.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] , [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] , allen namens [organisatie] , en namens de heffingsambtenaar, mr. A.G. Hendriks.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank een schriftelijke uitspraak aangekondigd. De termijn daarvoor is zes weken. Deze termijn is niet haalbaar gebleken en de rechtbank heeft de uitspraaktermijn moeten verlengen. De rechtbank betreurt dat.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of belanghebbende recht heeft op een hogere kostenvergoeding. Meer specifiek is in geschil of de heffingsambtenaar terecht geen kostenvergoeding heeft toegekend voor het taxatierapport. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende recht op een hogere kostenvergoeding. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

4. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking voor het jaar 2024. Ter onderbouwing van zijn bezwaar heeft belanghebbende een taxatierapport ingebracht (het taxatierapport). Het taxatierapport is ondertekend door [taxateur] , verbonden aan [taxatiebureau] .
4.1.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de WOZ-waarde verlaagd de kostenvergoeding toegekend. Voor het taxatierapport is geen kostenvergoeding toegekend.
4.2.
Tot de gedingstukken behoort een machtigingsformulier. Hierop zijn de naam van belanghebbende en het adres van de woning vermeld. De machtiging is ondertekend op 28 februari 2024. Hierin staat, voor zover hier van belang, het volgende:

Ik machtig de medewerkers van [bedrijf] B.V. en [organisatie] B.V. en eventueel door hen ingeschakelde derden om mij te vertegenwoordigen, voor mijn belang op te komen en in rechte op te treden in alle aangelegenheden omtrent de WOZ-beschikking 2024 voor mijn pand, waaronder de bezwaar- en (hoger)beroepsprocedure voor deze beschikking.

Motivering

Vooraf: ontvankelijkheid beroep
4.3.
De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat belanghebbende niet op de hoogte zou zijn van deze beroepsprocedure. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft de heffingsambtenaar verwezen naar een conclusie van advocaat-generaal Pauwels betreffende het machtigingen-vraagstuk in relatie tot ‘no cure no pay-kantoren’. [1]
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. De machtiging van belanghebbende is recent en afgebakend (zie 4.2). De machtiging is verder voldoende specifiek en gericht tegen een te individualiseren aanslag/beschikking en daarmee niet doorlopend. Verder is de dagtekening van de machtiging kort na de datum van de dagtekening van de beschikking. In zoverre is voldoende causaal verband tussen de bestreden beschikking en de machtiging. Het feit dat op voorhand niet vaststaat of en welke rechtsmiddelen benut gaan worden doet daar niet aan af, want het is belanghebbende en de gemachtigde zijn vrij in de vormgeving van contractuele afspraken. Bovendien heeft de gemachtigde ter zitting verklaard dat in deze specifieke situatie belanghebbende voortdurend de voortgang van zijn procedure kan volgen via een online portaal. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep ontvankelijk.
Inhoudelijk
4.5.
Belanghebbende heeft gesteld dat de heffingsambtenaar ten onrechte geen kostenvergoeding heeft toegekend voor het taxatierapport voor een bedrag van € 182,32 (twee uur a € 59, vermeerderd met btw).
4.6.
De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat voor het taxatierapport terecht geen kostenvergoeding is toegekend omdat het taxatierapport door artificiële intelligentie (AI) is gegenereerd. Bovendien bevat het taxatierapport dusdanige tekortkomingen dat de ondergrens van het begrip deskundigenrapport niet gehaald is. De heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van dit standpunt verwezen naar de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 18 februari 2025. [2] Tevens heeft de heffingsambtenaar verwezen naar de LinkdIn pagina van de taxateur en gesteld en onder meer geconcludeerd dat de taxateur erg veel taxatierapporten heeft opgesteld.
4.7.
De rechtbank verwerpt het standpunt van de heffingsambtenaar. Het taxatierapport van belanghebbende bevat vergelijkbare elementen als de matrix van de heffingsambtenaar. Voor dat geval kan bezwaarlijk worden gezegd dat het taxatierapport kwalitatief onvoldoende is om voor vergoeding in aanmerking te komen. De verwijzing naar de bovengenoemde uitspraak maakt dit niet anders omdat het de werkwijze van een andere gemachtigde betreft. In de aangehaalde jurisprudentie was de feitelijke vormgeving en inhoud van het taxatierapport wezenlijk anders dan het taxatierapport van belanghebbende. Wat de heffingsambtenaar nog heeft overgelegd van de LinkedIn pagina van de taxateur speelt daarbij geen rol en kan daarom niet leiden tot een ander oordeel.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat de deskundige een uurtarief van € 59 (excl. btw) heeft gehanteerd. De norm voor vergoeding bedraagt echter € 53 per uur (excl. btw). Belanghebbende heeft geen onderbouwing gegeven op grond waarvan kan worden afgeweken van de norm voor vergoeding. De rechtbank zal daarom, indachtig hetgeen te doen gebruikelijk wordt vergoed in relatie tot het beginsel van rechtsgelijkheid, uitgaan van € 128,26 (twee uur à € 53, vermeerderd met 21% btw). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 128,26. [3] Vermeerderd met de reeds toegekende vergoeding van € 312 is dat € 440,26. Hetgeen reeds is uitgekeerd moet worden verrekend.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de toekenning van de kostenvergoeding.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
5.2.
Deze zaak is op de zitting gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld in een cluster waarvan in totaal vijf zaken betrekking hadden op het onderhavige geschilpunt. In elk van deze zaken bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank stelt vast dat deze zaken in de beroepsfase alle hetzelfde geschilpunt betreffen, in elk van de zaken rechtsbijstand is verleend door dezelfde gemachtigde en de werkzaamheden in elke zaak (nagenoeg) identiek zijn geweest. De rechtbank ziet daarom aanleiding deze vijf gelijktijdig behandelde zaken aan te merken als samenhangend. [4] Dit brengt mee dat de proceskostenvergoeding voor zover die ziet op de beroepsfase moet worden verdeeld over de samenhangende zaken.
5.3.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten op grond van het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 136,05. Dit bedrag is het resultaat van de toekenning van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907, een wegingsfactor van 0,5 in verband met het gewicht van de zaak (geen materieel geschil in beroep), een factor 1,5 wegens het aantal samenhangende zaken en een matigingsfactor van 0,1. [5] Aan deze zaak wordt 1/5e deel van de totale proceskosten van € 136,05 toegerekend, te weten € 27,21.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding voor de bezwaarfase;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 440,26 aan bezwaarkostenvergoeding aan belanghebbende, onder verrekening van hetgeen al is uitgekeerd;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 27,21 aan proceskostenvergoeding aan belanghebbende;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Dondorp-Loopstra, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 6 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

3.Artikel 30a, vierde en vijfde lid van de Wet WOZ.
4.Artikel 3, tweede lid van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
5.Artikel 30a, tweede lid, van de Wet WOZ.