Deze uitspraak betreft de sluiting van de huurwoning van eisers voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Eisers, die de woning huren van woningbouwvereniging Alwel, zijn het niet eens met deze sluiting en hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Etten-Leur. De burgemeester had op 15 november 2024 besloten de woning te sluiten na een politieonderzoek waaruit bleek dat er grote hoeveelheden verdovende middelen in de woning aanwezig waren. De rechtbank heeft op 4 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de burgemeester. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de burgemeester op goede gronden heeft besloten tot sluiting van de woning. De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende heeft aangetoond dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, gezien de grote hoeveelheid drugs die in de woning is aangetroffen. De rechtbank heeft ook overwogen dat eisers onvoldoende toezicht hebben gehouden op hun dochter, die betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.