ECLI:NL:RBZWB:2025:6848

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 25/2030
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van huurwoning op grond van artikel 13b Opiumwet wegens drugshandel

Deze uitspraak betreft de sluiting van de huurwoning van eisers voor de duur van zes maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Eisers, die de woning huren van woningbouwvereniging Alwel, zijn het niet eens met deze sluiting en hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Etten-Leur. De burgemeester had op 15 november 2024 besloten de woning te sluiten na een politieonderzoek waaruit bleek dat er grote hoeveelheden verdovende middelen in de woning aanwezig waren. De rechtbank heeft op 4 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de burgemeester. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat de burgemeester op goede gronden heeft besloten tot sluiting van de woning. De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende heeft aangetoond dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, gezien de grote hoeveelheid drugs die in de woning is aangetroffen. De rechtbank heeft ook overwogen dat eisers onvoldoende toezicht hebben gehouden op hun dochter, die betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2030

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats], eisers

(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en

de burgemeester van de gemeente Etten-Leur, de burgemeester.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van de huurwoning van eisers voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Eisers zijn het niet eens met deze sluiting. Zij voeren daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester de woning van eisers op goede gronden heeft gesloten.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Eisers krijgen dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Met het besluit van 15 november 2024 heeft de burgemeester de door eisers gehuurde woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet met ingang van 15 november 2024, 19.00 uur gesloten voor de duur van zes maanden. Met het bestreden besluit van 18 maart 2025 op het bezwaar van eisers is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers en [tolk] als tolk. Namens de burgemeester verschenen [naam 1] en [naam 2].

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
3. Eisers huren de woning aan [adres] in [plaats] (de woning) van woningbouwvereniging Alwel. Eisers staan samen met hun dochter op dit adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP).
3.1.
In een bestuurlijke rapportage van 15 november 2024 heeft de politie Zeeland-West Brabant aan de burgemeester gerapporteerd dat de politie op 14 november 2024, naar aanleiding van de informatie dat er grote hoeveelheden verdovende middelen in de woning aanwezig zouden zijn, nader onderzoek heeft ingesteld op het [adres]. Hierbij zijn grote hoeveelheden verdovende middelen, een groot contant geldbedrag en twee voertuigen inbeslag genomen en is de dochter van eisers aangehouden. Een tweede verdachte is de woning uit gevlucht.
De woning is op 14 november 2024 doorzocht. Verspreid in de woning en de schuur werden de volgende verdovende middelen aangetroffen:
  • 0.81 kilogram Amfetamine
  • 775 pillen Amfetamine
  • 4.8 kilogram vloeibare Amfetamine
  • 0.90 kilogram 3-CMC
  • 0.38 kilogram MDMA
  • 1.3 kilogram Opiaten
  • 3684 pillen Opiaten
  • 1040 pillen Opiaten/amfetamine
  • 0.33 kilogram Cocaïne HCI
  • Diverse flesjes met ‘bleu 69’
  • 0.24 kilogram (GHB)
  • 0.77 kilogram Diazepam
  • 0.06 kilogram Hasjiesj
  • 60.15 kilogram Ketamine
  • 23.61 kilogram 2-methylmethacathinon 2-MMC
Ook werden in de woning een geldbedrag van € 115.945,00 in contanten, doorzichtige buisjes, een tas met verpakkingsmaterialen, meerdere telefoons (vijf in totaal), munitie, verschillende enveloppen met handgeschreven bedragen erop, een geld tel kastje, een weegschaaltje en lege gripzakjes aangetroffen.
3.2.
Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester op 15 november 2024 aan de bewoners van het pand en aan de eigenaar kenbaar gemaakt dat wordt overgegaan tot sluiting van de woning. Gelast wordt om uiterlijk 15 november 2024 om 19:00 uur de woning gedurende zes maanden te sluiten en gesloten te houden.
3.3.
Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 18 maart 2025 heeft de burgemeester het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. De burgemeester neemt het advies van de Commissie voor de bezwaarschriften van de gemeente Etten-Leur (de commissie) over.
3.4.
De sluiting van de woning is op verzoek van Alwel opgeheven per omstreeks 5 mei 2025. Eisers zijn toen weer teruggekeerd in de woning.
3.5.
In een civiele procedure is door woningbouwvereniging Alwel de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd. Op de zitting hebben eisers verklaard dat de civiele rechter de huurovereenkomst heeft ontbonden. De ontruiming van de woning is aangezegd tegen 9 december 2025.
Procesbelang
4. De rechtbank stelt zich voor de vraag of eisers nog procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep. Een belanghebbende heeft in beginsel geen procesbelang als hij datgene wat hij verlangt, niet (meer) kan bereiken met de procedure. In dit geval is de last onder bestuursdwang uitgewerkt en wonen eisers weer in de woning. Eisers kunnen wat zij verlangen, namelijk het tegengaan van de sluiting, niet meer met deze procedure bereiken.
4.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [1] , kan belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep bestaan als wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Wel wordt dan vereist dat door de betrokkene tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit.
4.2.
Eisers stellen dat zij financiële schade hebben geleden als gevolg van de besluitvorming van de burgemeester. Zij hebben gedurende de sluiting elders moeten verblijven waarvoor zij kosten hebben gemaakt.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers voldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden door het bestreden besluit. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de burgemeester dit niet heeft weersproken. Hiermee komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Beroepsgronden
5. Eisers stellen, kort samengevat, dat de noodzaak tot sluiting van de woning niet is aangetoond en dat de sluiting onevenwichtig is. Zij wijzen er in het bijzonder op dat hen geen verwijt van de overtreding kan worden gemaakt en dat de burgemeester gelet daarop geen gebruik van zijn bevoegdheid heeft kunnen maken. Eisers waren op vakantie in Servië en waren niet op de hoogte van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in de woning.
Bevoegdheid
6. Op grond van artikel 13b, eerste lid, onder aanhef en onder a, van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
6.1.
Als uitgangspunt kan worden aanvaard dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs, 5,0 gram softdrugs of vijf (hennep)planten (het door het openbaar ministerie gehanteerde criterium voor eigen gebruik) de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking.
6.2.
Eisers hebben niet weersproken dat de door de politie in de woning en de schuur aangetroffen drugs, de hoeveelheid van 0,5 gram harddrugs en 5,0 gram softdrugs (ruimschoots) overschrijdt. Tijdens de zitting is bovendien gebleken dat eisers niet langer betwisten dat het in dit geval gaat om een handelshoeveelheid hard- en softdrugs. In samenhang gezien met de aangetroffen attributen kan worden aangenomen dat de drugs aldus bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking, en dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel.
6.3.
De rechtbank stelt daarmee vast dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten gegeven is.
Het beleid
7. De burgemeester heeft invulling gegeven aan de bevoegdheid die hem op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet toekomt, in de ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022’ (hierna: het beleid).
In het beleid wordt voor woningen in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden bij een eerste overtreding en een handelshoeveelheid hard- of softdrugs. Indien sprake is van een ernstig geval kan worden uitgegaan van een afwijkende minimale sluitingsduur. De burgemeester hanteert daarbij diverse indicatoren. Bij de aanwezigheid van drie of meer indicatoren is in ieder geval sprake van een ernstig geval. In dat geval wordt een sluiting overwogen die past bij de opvolgende stap. Dit betekent dat in overeenstemming met het beleid kan worden overgegaan tot een sluitingsperiode van zes maanden.
7.1.
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
7.2.
De burgemeester dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb.
Evenredigheid
8. Op grond van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb mogen de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Dit is het evenredigheidsbeginsel. Bij de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wordt een onderscheid gemaakt tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid. [2]
De ratio van het evenredigheidsbeginsel is niet het volledig tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodig zware gevolgen in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Een besluit met harde of ingrijpende gevolgen is daarom niet per definitie een onevenredig besluit.
8.1.
Eisers hebben de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van het besluit tot sluiting van de woning betwist.
Noodzakelijkheid
8.2.
Bij de beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester, gegeven zijn bevoegdheid om bestuursdwang uit te oefenen, met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 is ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. [3] Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. In de uitspraak is een aantal omstandigheden genoemd waarin de noodzaak tot sluiting over te gaan groter is, bijvoorbeeld de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs, een recidivesituatie of de ligging van de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is mede van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken. Als blijkt dat de aangetroffen drugs niet in of vanuit de woning werden verhandeld, kan echter in mindere mate sprake zijn van een ‘loop’ naar de woning, wat de noodzaak om te sluiten gelet op het beoogde herstelkarakter van de maatregel minder groot kan maken.
8.3.
Eisers stellen dat er geen noodzaak is om tot sluiting van de woning over te gaan. Eisers wijzen erop dat geen sprake is van recidive en dat de overtreding van korte duur was. De overtreding heeft alleen plaatsgevonden tijdens de afwezigheid van eisers. Verder ligt de woning niet in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk en zijn er nooit klachten van omwonenden geweest. Ook is niet gebleken dat sprake is van een ‘loop’ naar de woning.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester voldoende heeft gemotiveerd dat sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. De burgemeester heeft erop gewezen dat er een in totaal 100 kilogram drugs verspreid in de woning en de schuur is aangetroffen, wat een groot risico en gevaar vormt voor de openbare orde en veiligheid. Daarnaast zijn er voorwerpen aangetroffen die duiden op handel, namelijk verpakkingsmaterialen, vijf telefoons, munitie, een geld tel kastje, een weegschaaltje en een geldbedrag van € 115.945,- in contanten. Ook is er een persoon weggevlucht op het moment dat de politie de woning binnenviel. Zoals uiteengezet onder 6.2 hebben eisers in beroep niet weersproken dat er voldoende aanwijzingen zijn om aan te nemen dat de woning betrokken was bij handel. Volgens de burgemeester veronderstelt dit dat sprake is van een ordeverstorend effect, ook zonder klachten van omwonenden. De rechtbank kan deze redenering volgen. Dat eisers de kans op herhaling klein inschatten, betekent niet dat de noodzaak tot sluiting is komen te vervallen. Een kleine kans op herhaling neemt immers niet weg dat het pand eerder wel voor drugshandel gebruikt is en als zodanig bekend zal staan. Dat de overtreding van korte duur zou zijn leidt ook niet tot twijfel aan de noodzakelijkheid van de sluiting. De burgemeester heeft niet met een waarschuwing hoeven volstaan.
Evenwichtigheid
8.5.
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Deze laatste houden doorgaans verband met de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk acht. Een sluiting met zware nadelige gevolgen voor de bewoners is niet per definitie onevenwichtig. Wel dient de burgemeester aan de voor bewoners mogelijk zeer ingrijpende gevolgen van de sluiting van een woning - die een inmenging in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden neergelegde recht kan vormen - een zwaar gewicht toe te kennen bij beantwoording van de vraag of hij van zijn bevoegdheid gebruikmaakt.
Bij de beoordeling van de evenwichtigheid kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn. De burgemeester moet bijvoorbeeld de mate van verwijtbaarheid van de degenen die door de sluiting worden getroffen beoordelen en beoordelen in hoeverre aan hen kan worden tegengeworpen dat zij zelf het risico op ingrijpende gevolgen van hun handelen of nalaten hebben genomen.
8.6.
Eisers stellen dat zij niet op de hoogte van de aanwezigheid van de drugs in de woning waren. Zij konden hiervan redelijkerwijs ook niet op de hoogte zijn, omdat zij op vakantie in Servië waren en de drugs zich niet in de woning bevonden toen zij vertrokken. Aan eisers kan volgens hen daarom geen verwijt worden gemaakt. Eisers wijzen er ook op dat hun dochter tijdens het verhoor bij de politie heeft verklaard dat zij er niets mee te maken hadden.
8.7.
Het ontbreken van verwijtbaarheid kan afzonderlijk of samen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet van zijn bevoegdheid tot sluiting van de woning gebruik mag maken. Een hoofdbewoner kan bijvoorbeeld geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de drugs. Wel wordt van de hoofdbewoner verlangd dat hij toezicht uitoefent op wat in de woning gebeurt. [4]
8.8.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat geen sprake is van een situatie waarin verwijtbaarheid ontbreekt. Op de zitting hebben eisers toegelicht dat zij sinds 2022 vanwege persoonlijke omstandigheden het zicht op hun dochter grotendeels zijn verloren en dat de dochter vaker alleen thuis verbleef wanneer eisers op vakantie gingen. Deze omstandigheden zijn onvoldoende om verwijtbaarheid uit te sluiten. Het is de verantwoordelijkheid van eisers om zich op de hoogte te stellen van de activiteiten van hun inwonende dochter en van wat zich in de woning afspeelde. Dat zij geen volledig beeld hadden van het leven van hun dochter, maar haar wel voor langere tijd alleen thuis lieten, maakt dat zij onvoldoende invulling hebben gegeven aan het van hen verlangde toezicht. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat hun dochter meerdere auto’s heeft (gehad) die zij normaal gesproken niet met haar reguliere inkomen kon financieren, maar dat eisers daarbij geen vraagtekens hebben geplaatst.
8.9.
Eisers stellen tot slot dat de gevolgen van de sluiting voor hen zeer ingrijpend zijn en dat de sluiting daarom onevenwichtig is. Gedurende de sluiting moesten zij elders verblijven. Tijdens de zitting hebben eisers ook aangevoerd dat de sluiting van de woning ertoe heeft geleid dat de huurovereenkomst uiteindelijk door de civiele rechter is ontbonden. De ontruiming is aangezegd tegen 9 december 2025, waardoor zij binnenkort zonder woning komen te zitten.
8.10.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. De burgemeester mocht het belang van het herstel van de openbare orde zwaarder laten wegen dan het belang van eisers. Dat de woning gedurende een bepaalde tijd niet kon worden gebruikt, vormt geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de sluiting onevenredig zou kunnen zijn. Dit geldt ook voor de gevolgen van de sluiting voor de huurovereenkomst, die het logische gevolg zijn van de aangetroffen drugs en de risico’s die eisers hebben genomen. Verder heeft de burgemeester bij de afweging van de belangen van eisers tegenover de ernst van de situatie met juistheid overwogen dat sprake is van een ernstig geval op basis van de indicatoren a, b en c van het beleid, waardoor een sluitingsduur van zes maanden is toegepast. De burgemeester heeft op de zitting nader toegelicht dat ten tijde van het besluit tot sluiting onduidelijk was wat de strafrechtelijke gevolgen van de door de politie aangetroffen middelen zouden zijn voor eisers en hun dochter. Het was ook op het moment van het bestreden besluit niet bekend dat de dochter voor een langere periode in detentie zou verblijven. Uit de bestuurlijke rapportage bleek dit niet en eisers hebben dat in bezwaar ook niet aangevoerd als eventuele aanleiding om de sluitingsduur te verkorten. Gelet hierop kon de burgemeester het besluit om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten handhaven.

Conclusie en gevolgen

9. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit tot sluiting van de woning voor de duur van zes maanden geschikt, noodzakelijk en evenwichtig. De burgemeester heeft het bestreden besluit op goede gronden genomen.
10. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Wilbrink, griffier, op 9 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Opiumwet
Artikel 13b, eerste lid, onder a
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente [plaats] 2022

5. Belangenafweging/evenredigheid

(…)
Bij de afweging van de belangen van de direct betrokkenen tegenover de ernst van de situatie, geven onderstaande indicatoren richting. De indicatorenlijst bepaalt de ernst van de situatie en is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.
Indicatoren:
De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;
De mate waarin het pand betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht (het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen);
(…).

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 25 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2526.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285.
4.Zie de uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 en 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:752.