ECLI:NL:RBZWB:2025:6968

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
BRE 24/8529
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete bij gebruik van geschorst kenteken

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 december 2024. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 429 opgelegd over het tijdvak van 19 juni 2023 tot en met 1 april 2024, alsook een verzuimboete van € 214. Na bezwaar is de verzuimboete verminderd tot € 107, maar de naheffingsaanslag is gehandhaafd. De rechtbank heeft op 23 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende niet ter zitting verscheen, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien belanghebbende op 28 maart 2024 met de camper gebruik heeft gemaakt van de weg terwijl het kenteken geschorst was. De rechtbank wijst de argumenten van belanghebbende af, waaronder de stelling dat de naheffingsperiode onredelijk lang is. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag correct heeft berekend en dat de verzuimboete in stand blijft, omdat er geen sprake is van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/8529

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 december 2024.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 429 over het tijdvak 19 juni 2023 tot en met 1 april 2024 opgelegd van € 429 (de naheffingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikking een verzuimboete opgelegd van € 214 (de verzuimboete).
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de verzuimboete verminderd tot € 107 en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] . Namens belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niemand ter zitting verschenen.
1.4.
Belanghebbende is via het systeem Mijn Rechtspraak op 19 mei 2025 om 9:53 uur onder vermelding van plaats, datum en tijdstip uitgenodigd de zitting bij te wonen. Van de plaatsing van dit bericht is op dezelfde datum een notificatie aan belanghebbende verzonden naar het door belanghebbende voor dit doel opgegeven e-mailadres. Daarom neemt de rechtbank aan dat belanghebbende dit bericht op 19 mei 2025 heeft ontvangen. [1] De rechtbank stelt daarmee vast dat belanghebbende correct en op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht en tot de juiste bedragen aan belanghebbende heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende opgelegd
.De rechtbank ziet geen aanleiding om de verzuimboete, zoals deze luidt na de uitspraak op bezwaar, te matigen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Belanghebbende is volgens het kentekenregister vanaf 30 september 2022 houder van een motorrijtuig van het merk en type Challenger Sirius 2090 met [kenteken] (de camper). De geldigheid van het kentekenbewijs was geschorst van 3 november 2023 tot en met 1 april 2024.
3.1.
Op 28 maart 2024 op of omstreeks 10:51 uur is via camerabeelden op de A1 geconstateerd dat met de camper gebruik is gemaakt van de weg. Naar aanleiding van deze constatering heeft de inspecteur de naheffingsaanslag en de verzuimboete aan belanghebbende opgelegd.

Overwegingen

4. Indien met een auto van de weg gebruik wordt gemaakt terwijl voor deze auto een schorsing geldt, kan motorrijtuigenbelasting worden nageheven. [2] De na te heffen belasting wordt berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden met als laatste tijdvak dat waarin het gebruik van de weg is geconstateerd. [3] Indien blijkt dat de belasting over (een gedeelte van) de periode waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft voor het motorrijtuig is betaald, wordt de belasting in zoverre verminderd. [4]
4.1.
Belanghebbende vindt het onredelijk dat motorrijtuigenbelasting wordt nageheven over de periode van 21 december 2023 tot 28 maart 2024 omdat de camper in die periode bij een schadeherstelbedrijf heeft gestaan. Daartoe verwijst hij naar een verklaring van een schadeherstelbedrijf met daarin de bevestiging van voornoemde breng- en afhaaldatum. Nadat belanghebbende de camper op 28 maart 2024 had opgehaald is hij vervolgens op 30 maart 2024 naar zijn vakantieadres in Zeeland gereden. Hij is toen per abuis vergeten de schorsing van het kentekenbewijs op te heffen. Hij heeft vanaf 2 april 2024 weer motorrijtuigenbelasting betaald. Hij vindt dat de naheffingsperiode onevenredig lang is en beperkt moet blijven tot de periode van het feitelijk gebruik van twee dagen. Belanghebbende vindt ook dat de verzuimboete onredelijk hoog is en niet in verhouding staat tot de overtreding. Hij had ook helemaal geen intentie om belasting te ontduiken en is ook nog niet eerder vergeten om de schorsing op te heffen alvorens gebruik te maken van de openbare weg.
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende op 28 maart 2024 met de camper gebruik heeft gemaakt van de openbare weg terwijl voor de camper op dat moment een schorsing gold. De naheffingsaanslag is als uitgangspunt dus terecht aan belanghebbende opgelegd.
4.3.
De naheffingsaanslag mag conform de geldende wetgeving worden berekend over een tijdsduur van vier aaneensluitende tijdvakken van drie maanden. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag berekend over een kortere periode, namelijk van 3 november 2023 tot en met 1 april 2024. Voor het bepalen van het bedrag van de naheffingsaanslag is niet van belang of gedurende een gedeelte van die periode met de auto geen gebruik van de weg is gemaakt. [5] Belanghebbende vindt dat strikte toepassing van de wet in zijn situatie onredelijk uitwerkt. De rechtbank is echter niet bevoegd op grond van redelijkheid en billijkheid een juiste wetstoepassing achterwege te laten. [6] Dat is slechts anders indien sprake is van bijzondere omstandigheden die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever. Dergelijke bijzondere omstandigheden worden slechts bij hoge uitzondering aangenomen. [7] In dit geval is geen sprake van een situatie die de wetgever niet heeft bedoeld of voorzien. Uit de wetsgeschiedenis volgt namelijk dat is beoogd een praktische regeling te treffen voor de bewijsmoeilijkheden waarvoor de inspecteur zich (mogelijk) ziet gesteld indien hij wil naheffen in situaties waarin op enig moment wordt geconstateerd dat in strijd met de schorsingsvoorwaarden gebruik is gemaakt van de weg, zonder dat kan worden vastgesteld sinds wanneer dat het geval is. [8] Of daadwerkelijk sprake is van bewijsnood is niet van belang. De wetgever heeft er bewust voor gekozen om geen uitzonderingen op eerdergenoemde berekeningsmethode in de wet op te nemen.
4.4.
Gelet op voorgaande overweging kan het betoog van belanghebbende niet worden gevolgd. Nu de inspecteur de naheffingsaanslag overeenkomstig de wettelijke regeling heeft berekend, is de naheffingsaanslag naar het oordeel van de rechtbank terecht opgelegd en niet te hoog vastgesteld.
Verzuimboete
4.5.
Indien de belastingplichtige de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn heeft betaald, kan de inspecteur een verzuimboete opleggen van maximaal € 5.514. [9] Het gebruik van de weg met een motorrijtuig waarvoor het kentekenbewijs is geschorst moet worden gelijkgesteld met een betalingsverzuim. [10]
4.6.
De boete is in overeenstemming met de wet opgelegd. Het beboetbare feit is begaan. Belanghebbende heeft namelijk gebruik gemaakt van de openbare weg tijdens een voor de auto geldende schorsing. Opmerking verdient verder dat opzet of schuld niet vereist is. Wel moet een boete achterwege blijven bij een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld (avas).
4.7.
Van een pleitbaar standpunt is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Van avas is sprake als belanghebbende alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om het verweten feit, op grond waarvan te weinig belasting zou zijn geheven, te voorkomen. [11]
4.8.
Belanghebbende heeft aangegeven dat sprake was van een vergissing. Hij heeft ervaring met het schorsen en het opheffen van schorsingen van de camper en wist dus dat hij tijdens een schorsing niet op de openbare weg mocht rijden. Dat sprake is van een vergissing, maakt niet dat sprake is van avas. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de verzuimboete geheel achterwege te laten.
4.9.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de verzuimboete reeds gematigd tot € 107 vanwege de door belanghebbende aangedragen omstandigheden, waaronder het gegeven dat de camper van 21 december 2023 tot 28 maart 2024 bij het schadeherstelbedrijf heeft gestaan. De rechtbank ziet in de feiten en omstandigheden van het geval geen aanknopingspunten om de verzuimboete nog verder te matigen. Dat betekent dat de verzuimboete van € 107 in stand blijft.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete, zoals deze is vastgesteld bij de uitspraak op bezwaar, in stand blijven. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. den Braber-Riemens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 15 oktober 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Gelet op artikel 8:36c, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 35, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet Mrb).
3.Artikel 35, tweede lid, van de Wet Mrb.
4.Artikel 35, tweede en vijfde lid, van de Wet Mrb.
5.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
6.Artikel 11 van de Wet van 15 mei 1829, houdende algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk.
7.Hoge Raad 19 december 2014, ECLI:HR:2014:3679 r.o. 3.6.2 en r.o. 3.6.3.
8.Kamerstukken II 1965/66, 8445, nr. 3, blz. 7 en HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:973.
9.Artikel 37 van de Wet MRB, in samenhang met artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr).
10.Hoge Raad 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:974.
11.Hoge Raad 15 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7184.