In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 6 december 2024. De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting van € 429 opgelegd over het tijdvak van 19 juni 2023 tot en met 1 april 2024, alsook een verzuimboete van € 214. Na bezwaar is de verzuimboete verminderd tot € 107, maar de naheffingsaanslag is gehandhaafd. De rechtbank heeft op 23 juli 2025 de zaak behandeld, waarbij belanghebbende niet ter zitting verscheen, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank oordeelt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd, aangezien belanghebbende op 28 maart 2024 met de camper gebruik heeft gemaakt van de weg terwijl het kenteken geschorst was. De rechtbank wijst de argumenten van belanghebbende af, waaronder de stelling dat de naheffingsperiode onredelijk lang is. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de naheffingsaanslag correct heeft berekend en dat de verzuimboete in stand blijft, omdat er geen sprake is van een pleitbaar standpunt of afwezigheid van alle schuld. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.