ECLI:NL:RBZWB:2025:7258
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een vrijstaande woning in Drimmelen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 28 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Drimmelen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 24 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woning in [plaats 1], vastgesteld op € 446.000 per 1 januari 2022. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende zich afmeldde voor de zitting.
De rechtbank beoordeelt of de vastgestelde waarde van de woning te hoog is. Belanghebbende stelt dat de waarde te hoog is, terwijl de heffingsambtenaar de waarde verdedigt. De rechtbank legt uit dat een beroep tegen de waardebeschikking ook een beroep tegen de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) inhoudt. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende inzicht heeft gegeven in de waardering en dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.