ECLI:NL:RBZWB:2025:7260
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de ontvankelijkheid van het beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 oktober 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 265.000 per 1 januari 2022, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende, eigenaar van de woning, had bezwaar gemaakt tegen deze waardebepaling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de gemachtigde van belanghebbende zich had afgemeld voor de zitting, terwijl de heffingsambtenaar vertegenwoordigd was door mr. A.G. Hendriks.
De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Belanghebbende had niet gereageerd op verzoeken om informatie van de heffingsambtenaar, wat leidde tot een informatiebeschikking. De rechtbank stelt vast dat de bewijslast bij belanghebbende ligt, en dat deze niet overtuigend heeft aangetoond dat de WOZ-beschikking onjuist is. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning redelijk heeft geschat en dat het beroep ongegrond is. Hierdoor blijft de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd, en krijgt belanghebbende geen griffierecht of proceskosten vergoed.