In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 oktober 2025, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar. Eiseres had eerder beroep ingesteld na een uitspraak van de rechtbank op 24 december 2024, waarin de Dienst Toeslagen werd opgedragen om binnen twee weken op het bezwaar te beslissen. Aangezien de Dienst Toeslagen dit niet heeft gedaan, heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is, en doet uitspraak zonder zitting op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de Dienst Toeslagen niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen en legt een beslistermijn op van twee weken na verzending van deze uitspraak. Tevens wordt een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd, met een maximum van € 37.500,-, voor elke dag dat de Dienst Toeslagen de termijn overschrijdt. Eiseres krijgt gelijk, en de rechtbank bepaalt dat de Dienst Toeslagen het griffierecht en proceskosten aan eiseres moet vergoeden.