ECLI:NL:RBZWB:2025:7571

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
5 november 2025
Zaaknummer
25/462 en 25/460
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze zaak heeft eiser meerdere verzoeken ingediend op basis van de Wet open overheid (Woo) bij de gemeenten Woensdrecht en Vlissingen. De verzoeken zijn door de colleges van burgemeester en wethouders buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet voldeed aan de vereisten, zoals het indienen van een recent uittreksel uit het bevolkingsregister. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 24 september 2025 is eiser niet verschenen, terwijl de gemachtigden van de verweerders wel aanwezig waren. De rechtbank heeft vervolgens de ontvankelijkheid van de beroepen beoordeeld. Hierbij is gekeken naar de mogelijkheid van misbruik van recht, aangezien eiser in korte tijd een groot aantal Woo-verzoeken heeft ingediend bij verschillende instanties in het land. De rechtbank concludeert dat eiser zijn bevoegdheid om beroep in te stellen heeft misbruikt, omdat hij geen duidelijk belang heeft aangetoond bij zijn verzoeken. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 25/460 en 25/462 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaken tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en
In de zaak 25/460 WOO
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht(
verweerder I)
(gemachtigden: [gemachtigden] )
In de zaak 25/462 WOO
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlissingen(
verweerder II)
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

Zaak 25/460 WOO
1. Eiser heeft op 27 augustus 2023 verzoeken ingediend op grond van de Wet open overheid (Woo). Hierin verzoekt hij om openbaarmaking van documenten over respectievelijk het sluiten van panden in [plaats 2] vanwege drugs of prostitutie, en over het groenonderhoud in de gemeente.
1.1.
Omdat verweerder I diverse Woo-verzoeken heeft ontvangen die door verschillende personen zijn gestuurd vanaf het door eiser opgegeven adres, is bij brief van 14 september 2023 aan eiser gevraagd een recent uittreksel uit het bevolkingsregister in te zenden.
1.2.
Bij besluit van 6 november 2023 is aan eiser meegedeeld dat zijn Woo-verzoeken buiten behandeling worden gesteld omdat eiser geen uittreksel heeft ingezonden.
1.3.
Bij besluit van 9 december 2024 (bestreden besluit I) is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 november 2023 ongegrond verklaard.
1.4.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit I.
1.5.
Verweerder I heeft een verweerschrift ingediend.
Zaak 25/462 WOO
1.6.
Eiser heeft op 25 juni 2024 een Woo-verzoek ingediend. Hierin verzoekt hij om openbaarmaking van alle stukken die zien op het al dan niet sluiten van woningen, panden, percelen etc. middels bestuursdwang in de gemeente Vlissingen. Bij brief van 1 juli 2024 is aan eiser gevraagd een leesbaar verzoek in te dienen.
1.7.
Bij besluit van 25 juli 2024 is aan eiser meegedeeld dat zijn verzoek buiten behandeling wordt gesteld omdat hij geen leesbaar verzoek heeft ingezonden.
1.8.
Bij besluit van 12 december 2024 (bestreden besluit II) is het bezwaar van eiser tegen het besluit van 25 juli 2024 ongegrond verklaard.
1.9.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit II.
1.10.
Verweerder II heeft een verweerschrift ingediend.
Zitting
1.11.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van verweerder I en II. Eiser is -zonder voorafgaand bericht- niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Beroep betalingsonmacht griffierecht zaak 25/462 WOO
2. Eiser is voor het door hem ingestelde beroep € 194,- aan griffierecht verschuldigd. Bij brief van 15 maart 2025 heeft eiser verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van het griffierecht wegens betalingsonmacht. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn beroep niet met objectiveerbare gegevens heeft onderbouwd. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt daarom afgewezen.
Ontvankelijkheid
2.1.
Voordat de rechtbank kan toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de beroepen moet de rechtbank eerst uit eigen beweging (“ambtshalve”) beoordelen of de beroepen ontvankelijk zijn. Een beroep is onder meer niet-ontvankelijk als sprake is van misbruik van recht.
2.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) (zie onder meer de uitspraak van 27 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4256) kan op grond van artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de bevoegdheid om bij de bestuursrechter beroep in te stellen niet worden ingeroepen voor zover deze bevoegdheid wordt misbruikt. Deze artikelen verzetten zich tegen inhoudelijke behandeling van een bij de bestuursrechter ingesteld beroep dat misbruik van recht behelst en bieden een wettelijke grondslag voor niet-ontvankelijkverklaring van een zodanig beroep. Daartoe zijn zwaarwichtige gronden vereist.
2.3.
Dit uitgangspunt geldt ook voor verzoeken op grond van de Woo. Het aantal malen dat een bepaald recht of een bepaalde bevoegdheid wordt aangewend, kan in combinatie met andere omstandigheden bijdragen aan de conclusie dat sprake is van misbruik van recht (zie uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2163).
2.4.
Een indiener van een Woo-verzoek hoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen. Dat laat onverlet dat de bevoegdheid tot het indienen van zo’n verzoek met een bepaald doel is toegekend, namelijk dat in beginsel een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie (uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:426). Nu misbruik van recht zich kan voordoen indien een bevoegdheid wordt aangewend voor een ander doel dan waarvoor zij is gegeven, kan het doel van een Woo-verzoek relevant zijn om te beoordelen of misbruik van recht heeft plaatsgevonden (zie uitspraak van de Afdeling van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:974). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van misbruik van recht wordt ook het eerdere (procedeer)gedrag van een verzoeker betrokken (uitspraak van de Afdeling van 11 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2291).
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich in dit geval zwaarwichtige gronden als bedoeld in 2.2. voor.
2.6.
Eiser heeft in korte tijd niet alleen een (omvangrijk) Woo-verzoek gedaan bij verweerder I en II. Gebleken is dat hij op grond van de Woo bij verschillende gemeenten en andere instanties door het hele land informatieverzoeken indient. Hij heeft vele beroepsprocedures bij verschillende rechtbanken gevoerd. Blijkens de uitspraken in deze zaken verzoekt eiser in de beroepschriften wegens het niet tijdig beslissen op de door hem gedane Woo-verzoeken zeer regelmatig om veroordeling van verweerder in de volgens hem verschuldigde bestuurlijke dwangsom niet tijdig beslissen (zie uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 januari 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:261). Ook in de zaak met kenmerk 25/460 WOO maakt eiser aanspraak op de bestuurlijke dwangsom niet tijdig beslissen.
2.7.
Eiser heeft op geen enkel moment duidelijk gemaakt welk concreet – met de doelstellingen van de Woo overeenkomend – doel hij wenst te bereiken of welke interesse hij voor de onderwerpen heeft. Dat was in andere zaken ook het geval (zie de onder 2.5. genoemde uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant). Ook op zitting is daarover geen duidelijkheid gekomen omdat eiser niet is verschenen.
2.8.
Gelet op het voorgaande, mede gelet op de proceshouding van eiser, brengt de rechtbank tot het oordeel dat eiser geen rechtens te respecteren belang heeft bij het doen van zijn verzoeken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser zijn bevoegdheid om beroep in te stellen misbruikt als bedoeld in artikel 3:13, gelezen in verbinding met artikel 3:15 van het BW.

Conclusie

3. De beroepen zijn niet-ontvankelijk. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A.M. van Hoof, griffier en openbaar gemaakt op 26 september 2025 door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.