In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 november 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V., tegen de verzuimboete opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2021 opgelegd, inclusief een verzuimboete van € 2.757. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze boete, welke door de inspecteur op 29 september 2023 gegrond werd verklaard, met de beslissing de boete te verminderen tot nihil. Echter, belanghebbende stelde dat de inspecteur niet tijdig had beslist op het bezwaar en had een dwangsombeschikking aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is voor wat betreft de verzuimboete en de kostenvergoeding, omdat het beroep te laat is ingediend. De rechtbank concludeert dat de brief van 29 september 2023 als uitspraak op bezwaar kwalificeert, en dat de termijn voor het indienen van beroep is overschreden. De rechtbank verklaart ook het beroep tegen de dwangsombeschikking ongegrond, omdat de inspecteur tijdig heeft beslist. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de rechtbank geen overschrijding van de redelijke termijn heeft vastgesteld. De rechtbank wijst het griffierecht en de proceskosten af.