ECLI:NL:RBZWB:2025:767

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2025
Publicatiedatum
13 februari 2025
Zaaknummer
11056334 MB VERZ 24-288 e.v.
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en schending van de hoorplicht

Op 3 januari 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene, een B.V., beroep had ingesteld tegen een aantal administratieve sancties (boetes) die hem waren opgelegd. De officier van justitie had de beroepen van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 3 januari 2025 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het overschrijden van de snelheid binnen de bebouwde kom op de N289 te Krabbendijke. De gemachtigde voerde aan dat de hoorplicht was geschonden, wat volgens hem gevolgen zou moeten hebben voor de beslissing van de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde dat de gedragingen voldoende waren vastgesteld en dat de boetes terecht waren opgelegd. Echter, de kantonrechter stelde vast dat de officier van justitie had nagelaten hoorzittingen te plannen, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissingen van de officier van justitie gegrond was, terwijl het beroep tegen de inleidende beschikkingen ongegrond werd verklaard.

De kantonrechter besloot de beslissingen van de officier van justitie te vernietigen, maar wees het verzoek om een proceskostenvergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures en de gevolgen van het niet naleven daarvan. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 11056334 \ MB VERZ 24-288
CJIB-nummer : 9062 5422 5581 1522
zaaknummer : 11056476 \ MB VERZ 24-295
CJIB-nummer : 8062 5422 5581 1544
zaaknummer : 11029926 \ MB VERZ 24-255
CJIB-nummer : 5062 5422 5581 0871
zaaknummer : 10881985 \ MB VERZ 24-38
CJIB-nummer : 0062 5422 5581 2217
zaaknummer : 11056414 \ MB VERZ 24-292
CJIB-nummer : 3062 5422 5581 2421
zaaknummer : 11054550 \ 24-285
CJIB-nummer : 6062 5422 5581 2337
zaaknummer : 11056449 \ MB VERZ 24-293
CJIB-nummer : 6062 5422 5581 1940
zaaknummer : 10871585 \ MB VERZ 24-23
CJIB-nummer : 0062 5422 5581 2014
zaaknummer : 11056486 \ MB VERZ 24-296
CJIB-nummer : 2062 5422 5581 1416
zaaknummer : 11054519 \ MB VERZ 24-283
CJIB-nummer : 4062 5422 5581 1423
zaaknummer : 11056400 \ MB VERZ 24-291
CJIB-nummer : 9062 5422 5583 6834
zaaknummer : 11054537 \ MB VERZ 24-284
CJIB-nummer : 4062 5422 5583 7025
zaaknummer : 11056463 \ MB VERZ 24-294
CJIB-nummer : 2062 5422 5583 9742
zaaknummer : 11054565 \ MB VERZ 24-286
CJIB-nummer : 4062 5422 5586 5851
zaaknummer : 10881937 \ MB VERZ 24-37
CJIB-nummer : 0062 5422 5586 7146
zaaknummer : 10881740 \ MB VERZ 24-32
CJIB-nummer : 0062 5422 5590 3282
zaaknummer : 11161685 \ MB VERZ 24-485
CJIB-nummer : 3062 5422 5590 6049
zaaknummer : 11090006 \ MB VERZ 24-361
CJIB-nummer : 3062 5422 5596 9154
zaaknummer : 10881766 \ MB VERZ 24-33
CJIB-nummer : 0062 5422 5595 8945
zaaknummer : 10881797 \ MB VERZ 24-34
CJIB-nummer : 0062 5422 5599 5471
uitspraakdatum : 3 januari 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroepen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene zijn een aantal administratieve sancties (hierna: boetes) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroepen ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de beroepen ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaken zijn behandeld op de zitting van 3 januari 2025. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de N289 op de Oude Rijksweg te Krabbendijke. Voor de pleegdatum en -tijd wordt verwezen naar de dossiers.
Gemachtigde heeft ter zitting aangevoerd dat de eerdere beroepsgronden komen te vervallen en dat voor alle zaken alleen de beroepsgrond dat de hoorplicht is geschonden in stand blijft. Gemachtigde geeft daarbij aan dat het gaat om de situatie na oktober 2023 en dat door het hof geen rechtsgevolg is verbonden aan de schending, terwijl er een belofte was dat de situatie zou worden verbeterd. Gemachtigde verwijst daarbij naar uitspraken ECLI:NL:GHARL:2024:5796 en ECLI:NL:GHARL:2024:6317 daterend van 11 september 2024 en 14 oktober 2024. Hieruit volgt een overweging dat voor de situaties vanaf oktober 2023 wel een rechtsgevolg kan worden verbonden aan de schending van de hoorplicht. Om die reden stelt gemachtigde zich op het standpunt dat als dit niet wordt nagekomen, de mogelijkheid wordt geboden om nooit meer te horen. Voorts voorziet gemachtigde dat het hof hier een rechtsgevolg aan gaat verbinden, aangezien het aflopen van de termijn geen reden is om af te zien van de hoorplicht.
Gelet op het voorgaande heeft het beroep volgens de zittingsvertegenwoordiger enkel betrekking op de beroepsgrond over de schending van de hoorplicht. Daarover heeft de zittingsvertegenwoordiger het volgende aangevoerd. In zaken waarbij deze beroepsgrond wordt aangevoerd, wordt een schriftelijke ronde geboden met de gelegenheid om nadere gronden in te dienen. Uit uitspraak ECLI:NL:GHARL:2021:6448 volgt dat als nieuwe stukken zijn toegevoegd aan gemachtigde opnieuw de gelegenheid moet worden geboden om te worden gehoord. Als dat niet gebeurt, dan dient de beslissing van de officier van justitie vernietigd te worden en zijn hier verder geen gevolgen aan verbonden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de kantonrechter deze lijn die uit de uitspraak voortvloeit te volgen. Tevens heeft de zittingsvertegenwoordiger ter zitting een uitspraak van de rechtbank Rotterdam en de rechtbank Amsterdam overhandigd, waarbij het gaat om dezelfde situatie en de kantonrechter hetzelfde heeft besloten.
Verder heeft de zittingsvertegenwoordiger ten aanzien van het beleidskader ter zake van nieuwe boetes voor dezelfde gedraging en pleeglocatie nog voordat de eerste boete is ontvangen, aangevoerd dat dat alleen van toepassing is bij de digitale handhaving van de geslotenverklaring en niet van toepassing is bij snelheidsovertredingen. Bij verschillende uiteenlopende tijdstippen bestaat de mogelijkheid om het gedrag aan te passen en is telkens opnieuw de beslissing genomen de gedraging te verrichten.
Gemachtigde heeft verder aangevoerd dat de jurisprudentie die door gemachtigde zijn aangehaald zeer recent zijn. De uitspraken van het hof zijn meer algemeen, waaruit volgt dat het anders kan zijn bij zaken na 1 oktober 2023, ook als een betrokkene wordt bijgestaan door een gemachtigde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft hierover aangevoerd dat daar een andere situatie van toepassing is.
Gemachtigde wijst erop dat deze uitspraak van het hof betrekking heeft op alle beslissingen na oktober 2023. Of het daarbij gaat om overschrijding van de wettelijke beslistermijn en ingebrekestelling waardoor is afgezien van horen maakt volgens gemachtigde in principe niet uit. Het zou anders betekenen dat de ingebrekestelling in het nadeel werkt, omdat een justitiabele daarmee het recht gehoord te worden verbeurt.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in de dossiers - met name uit de foto’s van de gedraging - voldoende blijkt dat de gedragingen waarvoor boetes zijn opgelegd, zijn verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boetes te matigen.
De boetes zijn dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
De kantonrechter verenigt zich met de genomen beslissing in de uitspraak van rechtbank Rotterdam met zaaknummer 11099030 en overweegt voor alle zaken als volgt.
De officier van justitie heeft door de ingediende ingebrekestellingen nagelaten, alvorens beslissing te nemen, hoorzittingen te plannen. Daardoor heeft de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie.
Het beroep tegen de beslissingen van de officier van justitie zijn in zoverre om die reden gegrond.
Proceskostenvergoeding
De kantonrechter verwijst naar uitspraak ECLI:NL:GHARL:2020:3336 waaruit volgt dat een aanspraak kan worden gemaakt op een proceskostenvergoeding als betrokkene inhoudelijk in het gelijk is gesteld. Dat is het geval als de inleidende beschikking – waarbij de boete is opgelegd – is vernietigd of gewijzigd op de punt van de hoogte van de boete, de omschrijving van de gedraging of de feitcode. Als de beslissing op beroep van officier van justitie wordt vernietigd, maar de boetebeschikking niet wordt vernietigd of gewijzigd op één van deze punten, wordt het verzoek om een proceskostenvergoeding in beginsel afgewezen.
De kantonrechter ziet dan ook geen aanleiding om in dit geval een proceskostenvergoeding toe te kennen, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
De beroepen tegen de inleidende beschikkingen worden daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissingen van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissingen;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikkingen ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. J.E. Lorello-Willeboordse, en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: