ECLI:NL:RBZWB:2025:7672
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag Bpm en verzoek om dwangsom
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende B.V. tegen de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm). De rechtbank behandelt drie hoofdpunten: (i) het niet tijdig beslissen door de inspecteur op het bezwaar, (ii) de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 14 maart 2024, en (iii) het verzoek om een dwangsom. De zitting vond plaats op 31 maart 2025, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank heeft het onderzoek heropend op 30 april 2025 na een arrest van de Hoge Raad en heeft belanghebbende de gelegenheid gegeven om te reageren. Na verdere correspondentie en een heropening van het onderzoek op 11 september 2025, heeft de rechtbank uiteindelijk op 10 november 2025 uitspraak gedaan.
De rechtbank oordeelt dat het beroep wegens niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, omdat de ingebrekestelling onredelijk laat is ingediend. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar wordt echter gegrond verklaard, en de rechtbank vermindert de naheffingsaanslag Bpm van € 12.231 naar € 10.934. Tevens heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding van € 2.500 vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst het verzoek om een dwangsom af en bepaalt dat de inspecteur het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende moet vergoeden.