In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 11 november 2025, staat de handhaving van omgevingsrechtelijke voorschriften centraal. Eiser heeft op 11 september 2023 een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand om handhavend op te treden tegen overtredingen op een perceel in de gemeente. Het college heeft op 31 juli 2024 een last onder dwangsom opgelegd aan de overtreders, maar heeft het handhavingsverzoek van eiser deels afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, dat door het college op 15 januari 2025 gegrond is verklaard, maar de gedeeltelijke afwijzing van het handhavingsverzoek bleef in stand.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij het college heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 behandeld. Eiser stelt dat het college ten onrechte het weiden van paarden op de bestemming 'Natuur' toestaat, en de rechtbank onderzoekt of het college op goede gronden heeft besloten dat overtreders gerechtvaardigd konden vertrouwen op de toestemming om te weiden.
De rechtbank concludeert dat het college motiveringsgebreken heeft gemaakt in zijn besluitvorming. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om deze gebreken te herstellen binnen een termijn van vier weken. De uitspraak benadrukt de beginselplicht tot handhaving en de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging, waarbij ook het vertrouwensbeginsel aan de orde komt. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.