ECLI:NL:RBZWB:2025:823

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
24/2441 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering IVA-uitkering op basis van niet-duurzame arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2025, werd het beroep van eiseres tegen de weigering van een IVA-uitkering (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) door het UWV behandeld. Eiseres, die 100% arbeidsongeschikt werd geacht, had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het UWV concludeerde dat haar arbeidsongeschiktheid niet duurzaam was. De rechtbank beoordeelde de argumenten van eiseres, die stelde dat haar psychische klachten een belemmering vormden voor het ondergaan van de voorgestelde EMDR-therapie. De rechtbank oordeelde dat er geen medische contra-indicaties waren voor de behandeling en dat de beperkte draagkracht van eiseres geen rol mocht spelen in de beoordeling van de duurzaamheid van haar arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat er nog behandelmogelijkheden waren die tot verbetering konden leiden, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres heeft geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2441 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering aan haar een IVA-uitkering (Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1.
Het UWV heeft de WIA-uitkering van eiseres op 22 december 2022 (primair besluit) beoordeeld en bepaald dat eiseres 100% arbeidsongeschikt blijft, maar niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Het UWV heeft het bezwaar van de voormalig werkgever van eiseres tegen dit besluit gegrond verklaard, waarna eiseres beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd. [1] Het UWV heeft vervolgens op 31 januari 2024 (bestreden besluit) een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en het bezwaar van de werkgever ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen dit besluit opnieuw beroep ingesteld.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, en mr. J.P.H.M. van Lieshout namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 22 december 2020 voor 100% arbeidsongeschikt is, maar dat deze arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft beoordeeld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres per 22 december 2020 niet duurzaam is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiseres is werkzaam geweest als verzorgende. Voor dat werk is zij op 7 augustus 2011 uitgevallen wegens buikklachten en psychische klachten. Aan eiseres is per 4 augustus 2013 een WIA-uitkering toegekend, waarbij zij op medische gronden voor 80-100% arbeidsongeschikt werd geacht.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres duurzaam is, zodat zij recht heeft op een IVA-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsgeneeskundige beoordelingen door het UWV
[verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd, medische informatie opgevraagd en lichamelijk onderzoek verricht. De verzekeringsarts heeft in haar rapportage van 7 september 2023 geconcludeerd dat er op basis van de psychische klachten reeds geen sprake is van benutbare mogelijkheden. Er is echter geen sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres kan worden behandeld voor haar psychische klachten. De psychiater heeft haar geadviseerd om structurerende dagbehandeling aan te gaan, welke als basis kan dienen om daarna EMDR-therapie te volgen. Dat eiseres hiervoor niet gemotiveerd is, kan niet leiden tot het aannemen van duurzaamheid. Nu er een behandeling mogelijk is welke verbetering kan geven, wordt er in het kader van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling uitgegaan van het aangaan van deze behandeling. De duurzame beperkingen en belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 7 september 2023.
In een aanvullende rapportage van 16 november 2023 vermeldt de verzekeringsarts b&b dat de duurzaamheid correct is beoordeeld. Er is sprake van een behandeloptie, te weten de EMDR-therapie. In het verleden heeft eiseres deze therapie ook gevolgd met een goed resultaat en vermindering van klachten. Eiseres heeft zelf aangegeven dat de EMDR niet heeft geholpen, maar dat is tegenstrijdig aan de informatie die van de EMDR-behandelaar ( [psycholoog] van het ETZ) is ontvangen. De toelichting van eiseres om geen EMDR-behandeling te ondergaan, te weten angst voor herbeleving, levert geen medische contra-indicatie op voor de behandeling. Het is eerder een argument om juist wel deze behandeling te ondergaan.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank van 19 december 2023, waarin geconcludeerd werd dat het ontbreken van de duurzaamheid onvoldoende gemotiveerd is, heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend gerapporteerd op 15 januari 2024. Voor het beoordelen van behandelmogelijkheden dient in beginsel uitgegaan te worden van behandelingen welke eiseres door behandelaars worden aangeboden of aangeraden, tenzij hier medisch gezien contra-indicaties voor bestaan of het niet ondergaan van de behandeling medisch gezien disculpeerbaar is. Andere redenen om een behandeling niet te volgen vallen buiten het beoordelingskader bij het beoordelen van de duurzaamheid. Hierbij is te denken aan motivatie, maar ook aspecten zoals de dekkingsgraad van iemands ziektekostenverzekering vallen hieronder. Uit de informatie van [psychiater] blijkt niet van een medische contra-indicatie (neerkomende op feitelijke schade voor de gezondheid van eiseres als de EMDR plaatsvindt). Ook van een dusdanig gebrek aan inzicht op medische grondslag voor behandelnoodzaak is niet gebleken. Hiervan zou bijvoorbeeld sprake van zijn als eiseres psychotisch is waarbij zij niet inziet dat de behandeling noodzakelijk is en ook geen ander persoon in haar omgeving is die zorg kan dragen dat zij de behandeling toch ondergaat. De termijn waarbinnen de verbetering bereikt kan worden is voor de structurerende dagbehandeling maximaal 1 jaar en voor de daarna te volgen EMDR maximaal 4 maanden. De concrete verwachte verbetering ziet vanuit de structurerende dagbehandeling met name op het micro- (persoonlijk/ADL) en mesoniveau (binnen gezin/huiselijke kring). Vervolgens zal de EMDR ertoe bijdragen dat de angsten zullen verminderen waardoor eiseres ook buitenshuis (dus op macroniveau) verbetering kan verwachten. Er is geen volledig herstel op psychisch vlak te verwachten. Dit wordt niet uitgesloten, maar gelet op de specifieke omstandigheden van eiseres wordt een behoudende prognose afgegeven op dit vlak. Om die reden is er een aantal duurzame beperkingen aangenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren.
4.2.
Standpunten van partijen
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij onvoldoende draagkracht heeft om de EMDR-therapie te ondergaan. Er kan in redelijkheid niet van haar worden gevergd dat zij deze behandeling aangaat. Er is daarom geen reële mogelijkheid dat haar belastbaarheid zal verbeteren. Haar gebrek aan draagkracht blijkt uit de informatie van de [psychiater] van 26 juli 2023. Zij heeft in haar jeugd een zeer traumatische gebeurtenis meegemaakt. Ondanks vele behandelingen (waaronder EMDR-therapie) heeft zij dit niet kunnen verwerken. Ze kan het niet meer aan om opnieuw haar verhaal te moeten vertellen en te herbeleven, mede gelet op het feit dat de eerdere behandelingen niet hebben geholpen. Eiseres heeft in dit kader verwezen naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [2] Het is volgens eiseres niet verwijtbaar dat zij niet opnieuw EMDR-therapie zal volgen. Daarnaast heeft eiseres gesteld dat de verzekeringsarts b&b een onjuist en te streng criterium heeft gehanteerd. Het gaat er om of het al dan niet volgen van behandeling verwijtbaar is. Het bestreden besluit is daarom niet deugdelijk gemotiveerd. Tot slot heeft de verzekeringsarts onvoldoende onderzoek gedaan. Er is niet onderzocht wat de gevolgen zijn als eiseres ondanks het gebrek aan draagkracht toch de behandeling zou volgen. Daarom valt niet uit te sluiten dat zij dermate uit evenwicht zou raken dat haar toestand verslechtert en er gezondheidsschade optreedt.
Het UWV heeft in verweer verwezen naar de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 15 januari 2024 en is bij het eerder ingenomen standpunt over de duurzaamheid gebleven.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bij het onderzoek naar de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV een beoordelingskader voor de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen. Op grond van het beoordelingskader wordt duurzaamheid aangenomen indien verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten, dan wel niet of nauwelijks is te verwachten. Daarnaast bevat het beoordelingskader een stappenplan ter vaststelling van de prognose van de arbeidsbeperkingen van de uitkeringsgerechtigde, uitgaande van de medische situatie op het moment van beoordeling. Samengevat weergegeven behelst stap één de beoordeling door de verzekeringsarts of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als er sprake is van een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden. Is dat niet het geval, dan dient bij stap twee de verzekeringsarts te beoordelen in hoeverre verbetering in het eerstkomende jaar te verwachten is. Stap drie geeft criteria voor de beantwoording van de eventuele vervolgvraag of na het eerste jaar nog verbetering van de belastbaarheid te verwachten is. Dat is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn gericht kan zijn op verbetering van de belastbaarheid, en er sprake is van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
4.3.2
Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [3] dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA. Hierbij moet hij, uitgaande van de medische situatie op de datum in geding, een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. Het gaat dan om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna, dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn. Als die inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
4.3.3
In het beoordelingskader van het UWV [4] is in de toelichting onder ‘definitie’ op bladzijde 6 en 7 opgenomen: “Om te voorkomen dat cliënten met perspectief op verbetering van de belastbaarheid voortijdig als duurzaam beperkt worden aangemerkt en vooral om ervoor te zorgen dat mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid daadwerkelijk worden benut, is ervoor gekozen dat cliëntgebonden factoren die verbetering van de belastbaarheid in de weg staan bij de beoordeling slechts een rol mogen spelen voor zover deze rechtstreeks samenhangen met het ziekteproces. Zo geldt als uitgangspunt dat cliënt adequaat herstelgedrag moet vertonen. Is dit niet het geval, dan wordt per definitie uitgegaan van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal opreden, tenzij het inadequate herstelgedrag het gevolg is van ziekte of handicap.”
4.3.4
Eiseres heeft gesteld dat haar beperkte draagkracht leidt tot disculpeerbaarheid. Het kan haar daarom niet verweten worden dat zij geen EMDR-therapie heeft gevolgd. Het UWV heeft gesteld dat de draagkracht geen rol kan spelen en dat uitgegaan moet worden van de behandelopties, tenzij er medisch gezien een contra-indicatie geldt voor het ondergaan van de behandeling of dat het niet ondergaan van de behandeling medisch gezien disculpeerbaar is (bijvoorbeeld door een psychose).
4.3.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV afdoende gemotiveerd dat de beperkte draagkracht van eiseres geen rol kan spelen bij de beoordeling van de duurzaamheid. Er moet worden uitgegaan van de behandeloptie EMDR-therapie, tenzij hiervoor een medische contra-indicatie geldt of dat het niet ondergaan van de behandeling medisch gezien disculpeerbaar is. In dat kader overweegt de rechtbank dat er geen medische contra-indicatie is voor het ondergaan van de EMDR-therapie. De behandeling is geadviseerd door haar eigen psychiater. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit zal leiden tot gezondheidsschade. Ter zitting is wel benoemd dat het volgen van de behandeling tot achteruitgang kan leiden, maar eiseres heeft dit verder niet onderbouwd. Het UWV mocht daarom uitgaan van het advies van de behandelend psychiater. De angst voor herbeleving is, hoe begrijpelijk ook, juist een reden om de EMDR-therapie te ondergaan. Daarbij speelt ook een rol dat eiseres eerder EMDR-therapie heeft gevolgd met volgens de behandelaar een positief resultaat.
4.3.6
Daarnaast is niet gebleken dat het niet ondergaan van de behandeling medisch gezien disculpeerbaar is. Cliëntgebonden factoren (in dit geval de beperkte draagkracht) kunnen alleen als een belemmering voor verbetering van de belastbaarheid worden geaccepteerd, indien er sprake is van een verlies aan autonomie; een situatie waarin eiseres als gevolg van ziekte of handicap geen keuzevrijheid heeft en niet meer de rol kan vervullen die zij zou willen en moeten vervullen. De cliëntgebonden factoren moeten rechtstreeks samenhangen met het ziekteproces. Er is bij eiseres geen sprake van ernstige psychiatrische problematiek (zoals een psychose) of een verlies aan autonomie. Naar het oordeel van de rechtbank kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat de weigering van eiseres zich te laten behandelen het gevolg is van een ziekte.
4.3.7
De rechtbank overweegt dat het UWV geen blijk geeft van het hanteren van een te streng criterium. De situatie van eiseres kan niet vergeleken worden met de uitspraak waar eiseres zich op beroept. [5] In die situatie bleek uit het rapport van de psychiater niet dat de werkneemster in kwestie zich in algemene zin verwijtbaar aan behandeling heeft onttrokken. Ook de overige medische informatie bood geen aanleiding om een dergelijke verwijtbaarheid aan te nemen. Daarnaast was in een rapport van de verzekeringsarts zelfs opgenomen dat het feit dat werkneemster de psychiatrische behandeling niet geheel heeft benut, haar niet aangerekend kan worden. In die zaak waren er daarom meer aanwijzingen voor het ontbreken van de verwijtbaarheid. De beperkte draagkracht van eiseres is daarvoor onvoldoende.
4.3.8
Gelet op het voorgaande heeft het UWV naar het oordeel van de rechtbank terecht gesteld dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is, omdat er nog een behandelmogelijkheid is die tot verbetering van de klachten kan leiden. Het besluit van het UWV tot weigering van een IVA-uitkering aan eiseres houdt dan ook stand.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Als gevolg daarvan heeft eiseres geen recht op vergoeding van het griffierecht of de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M Snoeks, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 14 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

Wet WIA
Artikel 4
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
2. In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
3. Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Artikel 47
1. Recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering (IVA) ontstaat voor de verzekerde die ziek wordt indien:
a. hij de wachttijd heeft doorlopen;
b. hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is; en
c. er op hem geen uitsluitingsgrond van toepassing is.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant van 19 december 2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8978.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2026.
3.Zie onder meer de uitspraak van de CRvB van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.
4.Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen – versie 6.2 – 14 september 2005.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2028, ECLI:NL:CRVB:2018:2026.