ECLI:NL:RBZWB:2025:8305

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2025
Publicatiedatum
25 november 2025
Zaaknummer
24/8190
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking omgevingsvergunning wegens gebrek aan procesbelang na verkoop woning

Deze uitspraak betreft de intrekking van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een woning. Eiser, die het niet eens is met de intrekking, heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Eiser is geen eigenaar meer van de woning, die inmiddels is verkocht, en kan derhalve geen gebruik meer maken van de omgevingsvergunning. De rechtbank legt uit dat procesbelang vereist is voor een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Eiser heeft weliswaar hoge kosten gemaakt bij de verbouwing, maar dit leidt niet tot een actueel belang bij de procedure. De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 behandeld, waarbij eiser niet aanwezig was. Na aanvullende informatie van het college is het beroep op 15 oktober 2025 opnieuw behandeld. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft, omdat hij niet langer eigenaar is van het pand en zijn schade niet voldoende heeft onderbouwd. Het beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard, en eiser krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8190

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking van een omgevingsvergunning. Eiser is het met die intrekking niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat eiser geen procesbelang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het beroep. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 20 november 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de intrekking van de omgevingsvergunning gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. J. Willemse en [naam 1] namens het college. Eiser is niet verschenen.
2.3.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 11 juni 2025 niet gesloten. Zij heeft het college opgedragen om aanvullende informatie te verstrekken. Het college heeft de informatie op 18 juni 2025 ingediend.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 15 oktober 2025 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college [naam 2] en [naam 3] .

Beoordeling door de rechtbank

De niet betwiste feiten
3. Het college heeft op 25 maart 2019 een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een woning aan [adres] in [plaats 2] .
3.1.
Met de brief van 9 februari 2024 heeft het college het voornemen kenbaar gemaakt voornemens te zijn om de verleende omgevingsvergunning in te trekken. Eiser heeft hierover zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
3.2.
Met het besluit van 3 mei 2024 heeft het college de omgevingsvergunning ingetrokken, omdat daarvan geen gebruik zou zijn gemaakt. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
3.3.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard.
Procesbelang
4. De rechtbank stelt zich voor de vraag of eiser een procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Dit moet de rechtbank ambtshalve beoordelen.
4.1.
Eiser heeft gesteld dat hij een procesbelang heeft. Hij heeft namelijk hoge kosten gemaakt bij verbouwing van de woning. De executieverkoop van het pand met de woningen (het pand) heeft geleid tot een verlies van aanzienlijke omvang. Hij heeft de omgevingsvergunning aangevraagd onder druk van het college, met de toezegging dat hij de verbouwing onder regie mocht uitvoeren. Eiser heeft veel werkzaamheden uitgevoerd, dus het is onjuist dat geen gebruik zou zijn gemaakt van de vergunning.
4.2.
Procesbelang is het belang dat een belanghebbende heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de belanghebbende van feitelijke betekenis is. Met andere woorden, de indiener moet een actueel en reëel belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. Belang bij een beroep kan onder meer worden aangenomen, indien wordt gesteld dat ten gevolge van de in geding zijnde besluitvorming schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen en dit tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt. [1]
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser is geen eigenaar meer van het pand als gevolg van een executieverkoop. Dat erkent eiser ook. Hij kan geen gebruik meer maken van de omgevingsvergunning, ongeacht het feit of deze procedure zou leiden tot vernietiging van het besluit tot intrekking. Dit betekent dat eiser geen actueel belang meer heeft. Voor zover eiser stelt dat hij schade heeft geleden als gevolg van de intrekking van de omgevingsvergunning, heeft hij dat niet met objectieve en verifieerbare gegevens onderbouwd. Hij heeft daarmee niet aannemelijk gemaakt dat nog sprake is van een procesbelang. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk en zal de andere aangevoerde beroepsgronden niet bespreken. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 26 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: ABRvS 10 september 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4326.