ECLI:NL:RBZWB:2025:8702
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake aanvraag Wlz-zorg en besluit CIZ
In deze tussenuitspraak van 9 december 2025 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de weigering van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, die lijdt aan ADHD en autisme, heeft op 3 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg, welke door het CIZ op 20 november 2023 is afgewezen. Het CIZ heeft in een bestreden besluit van 20 juni 2024 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 16 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H. Akbaba, en het CIZ door mr. L.M.R. Kater.
De rechtbank concludeert dat het CIZ onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of eiser daadwerkelijk behoefte heeft aan 24-uurszorg in de nabijheid. De medisch adviseurs van het CIZ hebben enkel gekeken naar de blijvendheid van de zorgbehoefte, zonder te beoordelen of er daadwerkelijk behoefte aan deze zorg bestaat. Dit is in strijd met de geldende rechtspraak. De rechtbank stelt vast dat het CIZ ten onrechte is uitgegaan van een klinische behandelsetting, terwijl eiser ambulant wordt behandeld. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank biedt het CIZ de mogelijkheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen acht weken, waarna de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit zal beoordelen. De verdere beslissing wordt aangehouden tot de einduitspraak.