ECLI:NL:RBZWB:2025:8702

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2025
Publicatiedatum
9 december 2025
Zaaknummer
24/5756
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanvraag Wlz-zorg en besluit CIZ

In deze tussenuitspraak van 9 december 2025 beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen een besluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de weigering van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, die lijdt aan ADHD en autisme, heeft op 3 augustus 2023 een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg, welke door het CIZ op 20 november 2023 is afgewezen. Het CIZ heeft in een bestreden besluit van 20 juni 2024 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 16 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H. Akbaba, en het CIZ door mr. L.M.R. Kater.

De rechtbank concludeert dat het CIZ onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of eiser daadwerkelijk behoefte heeft aan 24-uurszorg in de nabijheid. De medisch adviseurs van het CIZ hebben enkel gekeken naar de blijvendheid van de zorgbehoefte, zonder te beoordelen of er daadwerkelijk behoefte aan deze zorg bestaat. Dit is in strijd met de geldende rechtspraak. De rechtbank stelt vast dat het CIZ ten onrechte is uitgegaan van een klinische behandelsetting, terwijl eiser ambulant wordt behandeld. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en komt tot de conclusie dat het beroep gegrond is. De rechtbank biedt het CIZ de mogelijkheid om het gebrek in het besluit te herstellen binnen acht weken, waarna de rechtbank de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit zal beoordelen. De verdere beslissing wordt aangehouden tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5756 WLZ

tussenuitspraak van 9 december 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. H. Akbaba,
en

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank eisers beroep tegen een besluit van het CIZ over de weigering van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
Het CIZ heeft in een besluit van 20 november 2023 (primair besluit) eisers aanvraag van 3 augustus 2023 voor een indicatie op grond van de Wlz afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.2.
Het CIZ heeft in het bestreden besluit van 20 juni 2024 eisers bezwaren tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.3.
Het CIZ heeft op eisers beroep gereageerd middels een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 op zitting behandeld. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het CIZ werd vertegenwoordigd door mr. L.M.R. Kater.
1.5
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
2. Eiser, geboren op [geboortedag] 2000, heeft ADHD en autisme en er is sprake van een actief psychotisch toestandsbeeld. Hij ondervindt problemen op verschillende levensge-bieden. Sinds 2018 woont hij bij zijn moeder. Eiser hoort stemmen die bij hem gevoelens van angst en agressie kunnen oproepen. Daarnaast ervaart hij twijfel over het accepteren van hulp. Op 3 augustus 2023 heeft hij bij het CIZ een aanvraag ingediend voor Wlz-zorg. Deze aanvraag heeft geleid tot de besluitvorming die is opgenomen in de inleiding.
Standpunt van het CIZ
3. Het CIZ stelt dat bij eiser weliswaar sprake is van de grondslag 'psychische stoornis', maar dat de blijvendheid van zijn behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nog niet kan worden vastgesteld. Het CIZ stelt daartoe dat hij wordt behandeld op basis van een zorgmachtiging, die loopt tot 19 oktober 2024.
Eisers standpunt
4. Volgens eiser is hij (wel) aangewezen op Wlz-zorg, omdat hij blijvend behoefte heeft aan 24 uur zorg per dag in de nabijheid. Hij voert daartoe – kort samengevat – aan dat zijn behandeling niet in een klinische behandelsetting wordt gegeven, maar dat deze ambulant wordt gegeven in de thuissituatie. Eiser stelt dat hij buiten deze behandeling om hulp en ondersteuning nodig heeft, die nu wordt geleverd door zijn moeder. Op wat hij aanvoert wordt – voor zover relevant – in het hiernavolgende ingegaan.
Relevante wet- en regelgeving
5. In artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz is – onder meer – bepaald dat een verzekerde slechts toegang tot Wlz-zorg heeft, als de daar genoemde grondslagen – waaronder de grondslag psychische stoornis – leiden tot een blijvende behoefte aan 24 uurs zorg in de nabijheid.
Het medische onderzoek van het CIZ
6. In de primaire besluitvormingsfase is op 28 september 2023 een huisbezoek bij eiser afgelegd, en heeft een medische consultatie plaatsgevonden met een medisch adviseur van het CIZ. Op 5 oktober 2023 vond een telefonisch gesprek plaats met eisers moeder. De adviseur heeft daarnaast een grote hoeveelheid medische informatie betrokken in haar beoordeling. In haar rapport van 20 november 2023 overweegt zij dat sprake is van verschillende DSM-5-classificaties. Zij stelt dat het FACT-team niet op de hoogte is van de Wlz-aanvraag en dat zij niet samenwerken met [zorgaanbieder] , die betrokken is bij eiser. Hij is nog in behandeling, en het FACT-team is samen met hem op zoek naar passende dagbesteding of werk. Eiser zou zelfstandig willen gaan wonen, maar onduidelijk is of dit mogelijk is. Het huidige behandelplan is nog actueel. Eiser is volop in behandeling en begeleiding bij het GGZ, en ze zien hem vooruitgang maken in functioneren. Ze staan ook totaal niet achter de Wlz-aanvraag. Op basis van deze bevindingen concludeert de medisch adviseur dat er geen sprake is van een blijvende noodzaak tot 24-uurszorg in de nabijheid.
7. In de bezwaarfase heeft een andere medisch adviseur alle beschikbare medische informatie beoordeeld. Deze adviseur constateert dat een zorgmachtiging van kracht is tot 19 oktober 2024. Op basis van de diagnose ADHD en een actief psychotisch toestandsbeeld stelt hij dat sprake is van een psychische stoornis. Volgens de medisch adviseur zijn klinische opname en behandeling onder een zorgmachtiging noodzakelijk, omdat eiser zich anders mogelijk aan de behandeling zal onttrekken. Hij verwacht niet dat deze situatie op korte termijn zal veranderen. Met de zorgmachtiging is sprake van een behandelsetting waardoor de blijvendheid nog niet kan worden vastgesteld. Het verstrekken van een Wlz-indicatie zou de huidige behandelrelatie en het verloop van de behandeling negatief kunnen beïnvloeden. De medisch adviseur acht het daarom niet aangewezen om op dit moment een Wlz-indicatie toe te kennen. Wel kan op een later moment een nieuwe aanvraag worden ingediend, bijvoorbeeld wanneer GGZ [accommodatie] aangeeft dat eiser klaar is voor een andere woonvorm dan een klinische behandelsetting, of – indien van toepassing – na drie jaar wanneer een GGZB-indicatie wordt aangevraagd.
Waar gaat het in deze zaak (niet) over?
8. Niet in geschil is dat eiser een psychische stoornis heeft en veel zorg nodig heeft. Evenmin is in geschil dat dit een grondslag voor toegang tot Wlz-zorg oplevert. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het CIZ voldoende zorgvuldig heeft onderzocht en onderbouwd dat de blijvendheid van eisers behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid nog niet kan worden vastgesteld. Voor de beoordeling van de rechtbank is de periode van 3 augustus 2023 (datum aanvraag) tot en met 20 juni 2024 (datum bestreden besluit) van belang. Dit volgt uit vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 september 2020 (ECLI:NL: CRVB:2020:2326) en 16 februari 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:283).
Beoordeling van het medische onderzoek van het CIZ
9. Zoals de CRvB heeft overwogen in uitspraken van 29 november 2023 (ECLI:NL: CRVB:2023:2251) en 4 september 2025 (ECLI:NL:CRVB:2025:1324), is de blijvendheid van de behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid – zoals bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, van de Wlz en paragraaf 2.1.4 van de Beleidsregels indicatiestelling Wlz – gekoppeld aan de vraag of behoefte bestaat aan deze zorg, en kan deze hier niet los van worden gezien. Alleen als een behandeling ertoe zou leiden dat deze zorg niet meer nodig is, kan de aanvraag op grond van dit criterium worden afgewezen. Dit betekent dat eerst moet worden onderzocht of de betrokkene behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid en – als deze behoefte volgens het CIZ aanwezig is – of er nog behandelingen zijn die de betrokkene kan volgen en of deze behandelingen leiden tot de situatie dat hij niet langer behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
10. De rechtbank stelt vast dat uit de medische adviezen die aan het bestreden besluit ten grondslag liggen volgt dat uitsluitend is onderzocht of bij eiser sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. De medisch adviseurs hebben niet beoordeeld dan wel gemotiveerd óf eiser is aangewezen op dergelijke zorg, terwijl deze beoordeling volgens de aangehaalde rechtspraak een noodzakelijke eerste stap vormt voordat de blijvendheid van die behoefte kan worden vastgesteld. Daarnaast constateert de rechtbank dat het CIZ in zijn besluitvorming is uitgegaan van de veronderstelling dat eiser werd behandeld in een klinische behandelsetting, terwijl het CIZ desgevraagd heeft erkend dat slechts sprake was van ambulante behandeling. Daarmee berust dit uitgangspunt in het medisch advies op een onjuiste feitelijke grondslag. Tot slot overweegt de rechtbank dat het CIZ zijn standpunt over de blijvendheid van eisers zorgbehoefte enkel heeft gebaseerd op de omstandigheid dat eiser nog in behandeling is. Een motivering die concreet ingaat op de beschikbare medische informatie over de aard en de ernst van eisers beperkingen ontbreekt.
11. Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet berust op een deugdelijke motivering. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
12. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het CIZ in de gelegenheid stellen om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
13. De rechtbank zal de termijn waarbinnen het CIZ het gebrek kan herstellen bepalen op acht weken. Als het CIZ hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het CIZ dit binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen. Als het CIZ wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het CIZ. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
14. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dit laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt het CIZ in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat in deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het CIZ op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 9 december 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.