In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Dienst Toeslagen. De eiser had een voorschot zorgtoeslag van € 1.336,- ontvangen voor het jaar 2022, maar de Dienst Toeslagen had dit bedrag herzien en een terugvordering van € 781,- opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de Dienst Toeslagen ten onrechte had teruggevorderd, omdat er bijzondere omstandigheden waren die dit onterecht maakten. De eiser had een nabetaling ontvangen van de gemeente Woensdrecht, die het gevolg was van een fout van de overheid. De rechtbank stelde vast dat de Dienst Toeslagen het inkomen van de eiser niet op de juiste wijze had vastgesteld en dat de terugvordering in strijd was met de doelstelling van de Wet op de zorgtoeslag. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, zodat de terugvordering niet meer van toepassing was. Tevens werd de Dienst Toeslagen veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de eiser.