ECLI:NL:RVS:2002:AE6738

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200201319/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.A.E. van der Does
  • H. Troostwijk
  • M.G.J. Parkins-de Vin
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep door rechtshulpverlener zonder persoonlijk belang

In deze zaak heeft de Raad van State op 21 augustus 2002 uitspraak gedaan over het hoger beroep van een rechtshulpverlener, mr. [appellant], tegen een beslissing van de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank had op 15 februari 2002 het beroep van de rechtshulpverlener namens zijn cliënt, [verzoeker], niet-ontvankelijk verklaard. Dit gebeurde omdat [verzoeker] geen administratief beroep had ingesteld tegen het besluit van de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden, waarin de vergoeding voor de verleende rechtsbijstand was vastgesteld. De rechtshulpverlener stelde dat de niet-ontvankelijkheid onterecht was, omdat hij in een fax had verzocht om een eerder ingesteld beroep als vervallen te beschouwen.

De Raad van State oordeelde echter dat uit het hoger beroepschrift bleek dat de rechtshulpverlener op eigen naam hoger beroep had ingesteld. Aangezien hij geen eigen persoonlijk belang had bij het instellen van dit beroep, werd hij niet-ontvankelijk verklaard. De Raad benadrukte dat het voor de rechtshulpverlener evident had moeten zijn dat het hoger beroep kansloos was, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.

Als gevolg hiervan werd de rechtshulpverlener veroordeeld tot betaling van de proceskosten die door de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden waren gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van het hebben van een persoonlijk belang bij het instellen van hoger beroep en de verantwoordelijkheden van rechtshulpverleners in dergelijke procedures.

Uitspraak

Raad
van State 200201319/1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
mr. [appellant], kantoorhoudend te [plaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank te Leeuwarden van 15 februari 2002 in het geding tussen:
appellant
en
de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2001 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden de vergoeding vastgesteld van de door appellant aan [verzoeker] verleende rechtsbijstand.
Bij besluit van 21 mei 2001 heeft de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden (hierna: de raad) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor bezwaar en beroep van 23 maart 2001, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 15 februari 2002, verzonden op gelijke datum, heeft de rechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 28 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen op gelijke datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 april 2001 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 juli 2002, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. J. Hamer, werkzaam bij de raad, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Aan [verzoeker] is een toevoeging verstrekt ten behoeve van rechtsbijstand in het kader van een procedure inzake herziening en terugvordering van bijstand.
2.2. De rechtbank heeft het beroep dat appellant namens [verzoeker] heeft ingesteld op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuurswet (Awb) niet-ontvankelijk verklaard, omdat [verzoeker] geen administratief beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 15 januari 2001, waarbij een vergoeding is vastgesteld voor de door appellant aan [verzoeker] verleende rechtsbijstand.
2.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, nu hij in een fax van 14 juni 2001, verzonden om 12.28 uur, verzocht zou hebben het beroep, ingesteld bij faxbericht van 14 juni 2001, verzonden om 11.02 uur, als vervallen te beschouwen.
2.4. Uit de bewoordingen van het hoger beroepschrift blijkt dat appellant op eigen naam hoger beroep heeft ingesteld. Nu appellant geen eigen persoonlijk belang kan hebben bij het instellen van hoger beroep, is hij niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
2.5. Voor appellant als rechtshulpverlener moet het ten tijde van het instellen van het hoger beroep evident zijn geweest dat dit beroep kansloos zou zijn. Nu er derhalve sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht, dient appellant veroordeeld te worden in de door de raad in verband met de behandeling voor het hoger beroep gemaakte proceskosten.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II. veroordeelt mr. [appellant] in de door de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 135,39; het bedrag dient door mr. [appellant] te worden betaald aan de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. Planken, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Does w.g. Planken
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2002
299.