ECLI:NL:RVS:2004:AR4593

Raad van State

Datum uitspraak
18 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200407016/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Cleton
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhavingsmaatregelen Natuurbeschermingswet voor veehouderijbedrijf

In deze zaak heeft de vereniging 'Vereniging Milieu-Offensief' beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar bezwaar tegen de afwijzing van handhavingsmaatregelen door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend op 23 augustus 2004, waarna de Voorzitter de zaak op 5 oktober 2004 ter zitting heeft behandeld. Verzoekster was vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, terwijl de verweerder, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, werd vertegenwoordigd door mr. C.A.H.J. Anthonissen. Tevens was de vergunninghouder aanwezig, vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen en ing. J. Bouwman.

De Voorzitter heeft vastgesteld dat er inmiddels een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet is verleend aan de vergunninghouder, en dat deze vergunning onderwerp van geschil is bij de Afdeling bestuursrechtspraak. De Voorzitter oordeelt dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de uitspraak in de beroepsprocedure over de vergunning binnen afzienbare termijn te verwachten is. Daarom is er volgens de Voorzitter geen onverwijlde spoed aanwezig, zoals vereist in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

De beslissing van de Voorzitter is om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 oktober 2004.

Uitspraak

200407016/2.
Datum uitspraak: 18 oktober 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de vereniging "Vereniging Milieu-Offensief", gevestigd te Wageningen,
verzoekster,
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 november 2001 heeft de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij afwijzend beslist op het verzoek van verzoekster om handhavingsmaatregelen op grond van de Natuurbeschermingswet te treffen ten aanzien van het veehouderijbedrijf aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 17 december 2001 heeft de Staatssecretaris de door verzoekster ingediende bezwaren ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft het hiertegen ingestelde beroep bij haar uitspraak van 2 oktober 2002, no.
200200513/1, gegrond verklaard en het besluit van de Staatssecretaris van 17 december 2001 vernietigd.
Vervolgens heeft verweerder bij besluit van 13 november 2002 de bezwaren van verzoekster wederom ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft het hiertegen ingestelde beroep bij haar uitspraak van 6 augustus 2003, no.
200206801/1, gegrond verklaard en het besluit van verweerder van 13 november 2002 vernietigd.
Tegen het uitblijven van een hernieuwd besluit op het bezwaar van verzoekster heeft verzoekster bij faxbericht van 23 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2004, beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 23 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 5 oktober 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V. Wösten, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.A.H.J. Anthonissen, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord [vergunninghouder], vertegenwoordigd door mr. J van Groningen, advocaat te Middelharnis, en ing. J. Bouwman, gemachtigde.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekster betoogt dat aan verweerder moet worden opgedragen binnen korte termijn alsnog een beslissing op haar bezwaarschrift te nemen.
2.3.    De Voorzitter stelt vast dat voor het veehouderijbedrijf aan de [locatie] te [plaats], inmiddels een vergunning krachtens de Natuurbeschermingswet is verleend aan [vergunninghouder]. Deze bij beslissing op bezwaar gehandhaafde vergunning is thans voorwerp van geschil bij de Afdeling bestuursrechtspraak (zaak no. 200402459/1). Hieruit volgt dat onder andere het bestaan van de vergunningplicht en de toegestane omvang van de ammoniakdepositie op het beschermd natuurmonument “Schoolsteegbosjes” nog niet onherroepelijk vaststaat.
De Voorzitter is van oordeel dat, nu het door [vergunninghouder] tegen de krachtens de Natuurbeschermingswet verleende vergunning eveneens op 5 oktober 2004 ter zitting is behandeld en de uitspraak in die beroepsprocedure binnen afzienbare termijn te verwachten is, verzoekster geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening inzake het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit.
2.4.    Gezien het vorenstaande acht de Voorzitter geen onverwijlde spoed aanwezig als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat geen aanleiding bestaat voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton    w.g. Bindels
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2004
-400.