ECLI:NL:RVS:2006:AY9857
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Troostwijk
- W. van den Brink
- S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijstelling voor groothandelstuincentrum in Hoogeveen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen. Het college had op 15 juni 2004 vrijstelling verleend op basis van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor de vestiging van een groothandelstuincentrum op een specifiek perceel. Appellant was het niet eens met deze vrijstelling en had bezwaar gemaakt, wat door het college op 6 december 2004 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Assen oordeelde op 31 oktober 2005 dat het beroep van appellant ongegrond was, waarop appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.
Tijdens de zitting op 3 augustus 2006 heeft appellant betoogd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college gebruik mocht maken van de verklaring van geen bezwaar van de gedeputeerde staten van Drenthe. Appellant stelde dat deze verklaring alleen betrekking had op groothandelsactiviteiten in combinatie met kwekerijactiviteiten, terwijl op het perceel geen kwekerij aanwezig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft vervolgens ambtshalve overwogen dat het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuid' op 30 juni 2005 was vastgesteld en dat de goedkeuring van dit plan door de gedeputeerde staten van Drenthe op 10 januari 2006 was verleend. Aangezien het bestemmingsplan inmiddels in werking was getreden, was er geen belang meer bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het vrijstellingsbesluit. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in naam der Koningin hebben genomen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 11 oktober 2006.