Uitspraak
200807269/1/H1.
Raad van State
In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2013 uitspraak gedaan op het verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van 14 juli 2010. De stichting Behoud Damplein Leidschendam had het verzoek ingediend om de uitspraak van de Afdeling te herzien, die eerder het hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage ongegrond had verklaard. De stichting stelde dat er nieuwe feiten waren, namelijk een besluit van de Europese Commissie van 25 januari 2012, waaruit zou blijken dat er sprake was van onrechtmatige staatssteun. Dit zou aanleiding moeten geven tot herziening van de eerdere uitspraak.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 januari 2013, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door A.J.G. van Rijswijk en R.W. Overhoff, bijgestaan door mr. A.M.C. Marius-Van Eeghen, advocaat te Den Haag. Het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam was vertegenwoordigd door mr. D.M.C. Schuurmans, advocaat te Den Haag, en P. van der Ark. Ook een belanghebbende was aanwezig, vertegenwoordigd door mr. D.A. Cleton en T.H.J. van Oosten.
De Afdeling overwoog dat de stichting niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die aanleiding konden geven tot herziening van de eerdere uitspraak. De stichting had eerder al de in het besluit van de Europese Commissie vermelde bedragen van de grondprijsverlaging aangevoerd, en de Afdeling concludeerde dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een partij de gelegenheid te bieden het debat te heropenen na een ongunstige uitspraak. De Afdeling wees het verzoek tot herziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd vastgesteld door de voorzitter en twee leden van de Afdeling, in tegenwoordigheid van een ambtenaar van staat.