ECLI:NL:RVS:2016:1682

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
201508047/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Buitengebied Nederweert 3e herziening en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden

Op 15 juni 2016 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 3e herziening". De zaak is aangespannen door een appellant, wonend te Leveroy, tegen de raad van de gemeente Nederweert. De appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de raad, dat op 29 september 2015 het bestemmingsplan heeft vastgesteld. De appellant betoogt dat het toestaan van laden en lossen aan de voorzijde van het bedrijf aan het perceel [locatie 1] zijn woon- en leefklimaat aantast door geluidsoverlast, verslechtering van de luchtkwaliteit en verkeersonveilige situaties. De raad heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de geluidshinder binnen de wettelijke normen blijft en dat de verkeerssituatie veilig is.

De Afdeling heeft de zaak op 4 mei 2016 ter zitting behandeld, waarbij de raad vertegenwoordigd was door ir. E. van der Linden. De Afdeling heeft de beroepsgronden van de appellant beoordeeld en geconcludeerd dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling heeft vastgesteld dat de geluidniveaus voldoen aan de normen van het Activiteitenbesluit en dat de luchtkwaliteit niet significant verslechtert. Ook is geoordeeld dat de verkeersveiligheid niet in het geding is. De conclusie was dat het beroep van de appellant ongegrond werd verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

201508047/1/R1.
Datum uitspraak: 15 juni 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Leveroy, gemeente Nederweert,
en
de raad van de gemeente Nederweert,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 3e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 mei 2016, waar de raad, vertegenwoordigd door ir. E. van der Linden, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
Voorgeschiedenis
1. De raad heeft bij besluit van 24 november 2009 het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" vastgesteld. Het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" is bij uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT8561, gedeeltelijk vernietigd.
Bij besluit van 24 april 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" vastgesteld waarmee werd beoogd het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" te repareren op de onderdelen die waren vernietigd. Daarnaast is in het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" een aantal ambtshalve aanpassingen op het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" doorgevoerd. Het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" is bij uitspraak van de Afdeling van 3 april 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7610, gedeeltelijk vernietigd.
Bij besluit van 17 december 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 2e herziening" vastgesteld waarmee werd beoogd het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" te repareren op de onderdelen die waren vernietigd. Daarnaast is in het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 2e herziening" wederom een aantal ambtshalve aanpassingen op het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" doorgevoerd. Het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 2e herziening" is bij uitspraak van de Afdeling van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1388, gedeeltelijk vernietigd.
2. Op het perceel [locatie 1] te Leveroy is [partij] gevestigd, welk bedrijf een betonwarenbedrijf/detailhandel bouwmaterialenhandel betreft. Vast staat dat in het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" geen bepalingen waren opgenomen ten aanzien van het laden en lossen op dit perceel. Voorts staat vast dat de raad in het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" aan het perceel [locatie 1] de aanduiding "laad- en losplaats" heeft toegekend en artikel 6, lid 6.5, onder k, van de planregels heeft toegevoegd, zodat het laden en lossen van vrachtwagens uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding was toegestaan. In de uitspraak van 3 april 2013 heeft de Afdeling het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" wat betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen" en de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch met waarden - betonwarenbedrijf/detailhandel bouwmaterialenhandel" en "laad- en losplaats" voor het perceel [locatie 1] vernietigd. In de uitspraak van 29 april 2015 heeft de Afdeling geoordeeld dat laden en lossen op het perceel [locatie 1] - anders dan de raad veronderstelde - niet is toegestaan, omdat aan dit perceel in het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 2e herziening" niet de aanduiding "laad- en losplaats" was toegekend.
Het plan
3. Het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 3e herziening" betreft een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 2e herziening". Door artikel 6, lid 6.5, onder k, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert", zoals dat na de daarin door het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 1e herziening" aangebrachte wijzigingen gold, te schrappen, voorziet het onderhavige plan in het laden en lossen op het gehele perceel [locatie 1].
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Inhoudelijk
5. [appellant] woont op het perceel [locatie 2]. Zijn beroep richt zich tegen het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - betonwarenbedrijf/detailhandel bouwmaterialenhandel" ter plaatse van het perceel [locatie 1], welk perceel tegenover zijn woning ligt. [appellant] betoogt dat door het toestaan van laden en lossen aan de voorzijde van het bedrijf aan de [locatie 1] zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast, omdat sprake zal zijn van geluidsoverlast, verslechtering van de luchtkwaliteit en een verkeersonveilige situatie. Hij wijst hierbij tevens op de overwegingen van het vrijstellingsbesluit van 23 september 2008 waarbij door het college van burgemeester en wethouders vrijstelling is verleend voor verharden van de Koeldijk aan de achterzijde van het bedrijf aan de [locatie 1]. Volgens [appellant] heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen en wordt het bedrijf niet benadeeld als het laden en lossen via of aan de achterzijde van het bedrijfsperceel dient plaats te vinden.
5.1. Blijkens de verbeelding is aan het perceel [locatie 1] de bestemming "Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - betonwarenbedrijf/detailhandel bouwmaterialenhandel" toegekend.
Ingevolge artikel 6, lid 6.1, onder d, van de planregels behorend bij het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert" zijn de voor "Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen" aangewezen gronden bestemd voor een niet-agrarisch bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch met waarden - ontwikkelingszone groen" met de nadere functieaanduiding bedrijf zoals aangegeven op de verbeelding en omschreven in de in bijlage 2 opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijven.
Ingevolge de in bijlage 2 behorend bij de planregels opgenomen Staat van niet-agrarische bedrijven is op het perceel [locatie 1] een betonwarenbedrijf/detailhandel bouwmaterialenhandel toegestaan.
De afstand tussen de woning van [appellant] en het plandeel met de bestemming "Agrarisch met waarden - Ontwikkelingszone groen" voor het perceel [locatie 1] bedraagt ongeveer 28 m.
5.2. Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting op de gevel van gevoelige gebouwen niet meer bedragen dan 50, 45 en 40 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode. Voor de maximale geluidsniveaus op de gevel van gevoelige gebouwen geldt dat deze niet meer mogen bedragen dan 70, 65 en 60 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode.
Ingevolge artikel 2.17, eerste lid, onder b, zijn de in de dagperiode geldende maximale geluidsniveaus niet van toepassing op laad- en losactiviteiten.
5.3. In het door Arcadis opgestelde rapport "Akoestische aspecten [partij] Nederweert" van 20 november 2013 (hierna: het akoestisch onderzoek), welk rapport als bijlage 2 bij de plantoelichting is gevoegd, is onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting voor de omliggende woningen vanwege het bedrijf op het perceel [locatie 1]. In dit onderzoek is onderscheid gemaakt tussen drie varianten:
I. lossen zoals dat in de praktijk gewenst is;
II. lossen aan de achterzijde van het terrein;
III. losmogelijkheid op het gehele terrein.
In het akoestisch onderzoek staat dat, nu het bedrijf op het perceel [locatie 1] alleen in de dagperiode geopend is, een geluidgrenswaarde van 50 dB(A) geldt op de gevels van de omliggende woningen. Alhoewel de maximale geluidgrenswaarde van 70 dB(A) in de dagperiode, gelet op artikel 2.17, eerste lid, onder b, van het Activiteitenbesluit, niet van toepassing is op laad- en losactiviteiten, is deze volgens het akoestisch onderzoek in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel als richtwaarde gehanteerd.
5.4. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat in de dagperiode het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voor de woning van [appellant] bij de varianten I. en III. 48 dB(A) bedraagt en bij variant II. 46 dB(A). Het maximale geluidsniveau bedraagt in de dagperiode hooguit 69 dB(A), aldus het onderzoek. [appellant] heeft de uitkomsten van het akoestisch onderzoek niet weersproken. Derhalve heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat aan de normen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan.
Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het toestaan van laden en lossen aan de voorzijde van het perceel [locatie 1] voor hem onaanvaardbare geluidsoverlast met zich brengt. Voor zover [appellant] betoogt dat thans in de nachtperiode vrachtwagens met draaiende motoren blijven wachten totdat zij in de dagperiode kunnen laden en lossen hetgeen tot overlast leidt, wordt overwogen dat [partij] ter zitting heeft toegelicht dat vrachtwagens in het algemeen laden en lossen tijdens de openingsuren van het bedrijf, zijnde tussen 08:00 uur en 18:00 uur. De situatie dat een vrachtwagen ter plaatse vóór 08:00 uur aanwezig is waardoor deze vrachtwagen dient te wachten op de verharding voor het perceel [locatie 1] komt slechts incidenteel voor, aldus [partij]. Gelet hierop ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat in zoverre onaanvaardbare gevolgen voor [appellant] zijn te verwachten.
Over de verwijzing van [appellant] naar de overwegingen bij het vrijstellingsbesluit van 23 september 2008, overweegt de Afdeling dat in die overwegingen staat dat met de verharding aan de achterzijde van het perceel [locatie 1] wordt beoogd de bereikbaarheid van het bedrijf aan de [locatie 1] voor vooral vrachtverkeer te verbeteren, hetgeen zal leiden tot verbetering van de verkeerssituatie ter plaatse van de vooringang van dit bedrijf en tot vermindering van de overlast die omwonenden zeggen te ondervinden als gevolg van vrachtverkeer dat aan de voorzijde komt laden en lossen. Naar het oordeel van de Afdeling volgt hieruit - anders dan [appellant] betoogt - niet dat de geluidshinder als gevolg van het laden en lossen aan de voorzijde van het perceel [locatie 1] onaanvaardbaar zou zijn.
Het betoog van [appellant] faalt.
5.5. Voor zover [appellant] heeft gewezen op de verslechtering van de luchtkwaliteit, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting wordt verwezen naar de plantoelichting behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied Nederweert 2e herziening". In die plantoelichting is ingegaan op het aspect luchtkwaliteit en is geconcludeerd dat, ook indien wordt uitgegaan van een worst case scenario van 21 vrachtwagens per dag, het toestaan van laden en lossen aan de voorzijde van het perceel [locatie 1] niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. [appellant] heeft dit niet gemotiveerd bestreden. Gelet hierop heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen die zijn neergelegd in de Wet milieubeheer.
Het betoog van [appellant] faalt.
5.6. In de plantoelichting staat verder dat het betonwarenbedrijf/detailhandel bouwmaterialenhandel aan de Houtsberg ligt. Dit is een weg waar maximaal 80 km/u mag worden gereden. De Houtsberg is een overzichtelijke weg en biedt van beide zijden voldoende zicht op de toegang naar het terrein van het bedrijf. Het bedrijf is weliswaar gelegen in een bocht, doch dit is een overzichtelijke buitenbocht waarbij op grote afstand de situatie zichtbaar is. De toegang naar het terrein is voldoende breed om veilig in te steken. Gezien het gebruik van het terrein draagt het feit dat het terrein aan twee zijden inritten heeft bij aan de verkeersveiligheid. Op deze wijze kan volgens de plantoelichting een vrachtwagen rond rijden en hoeven er geen manoeuvres te worden gemaakt om een vrachtwagen te keren. Gelet hierop heeft [appellant] naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat het laden en lossen aan de voorzijde van het bedrijf op het perceel [locatie 1] zal leiden tot verkeersonveilige situaties.
Het betoog van [appellant] faalt.
5.7. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de gevolgen van het plan voor het woon- en leefklimaat van [appellant] niet in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten en daaraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen van het bedrijf op het perceel [locatie 1] die zijn gemoeid met het kunnen laden en lossen aan de voorzijde van dit perceel.
Het betoog van [appellant] faalt.
Conclusie en proceskosten
6. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Driessen
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2016
634.