ECLI:NL:RVS:2017:2766

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
201609932/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van asielaanvragen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 december 2016. De rechtbank had in die uitspraak de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris van 1 december 2016 vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvragen niet in behandeling genomen, wat leidde tot de beroepen van de vreemdelingen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.

De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.H.J.M. de Bonth, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de vragen die in het hogerberoepschrift zijn opgeworpen, beantwoord in eerdere uitspraken van 18 januari 2017. Hieruit bleek dat het hoger beroep van de staatssecretaris ook in deze zaak kennelijk gegrond is.

De Afdeling heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van 1 december 2016 alsnog ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 oktober 2017.

Uitspraak

201609932/1/V3.
Datum uitspraak: 11 oktober 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans: de minister van Veiligheid en Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 december 2016 in zaken nrs. NL16.3644, NL16.3647 en NL16.3879 in het geding tussen:
[de vreemdeling 1] [de vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind, en [de vreemdeling 3],
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij onderscheiden besluiten van 1 december 2016 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 21 december 2016 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris nieuwe besluiten op de aanvragen neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. E.H.J.M. de Bonth, advocaat te Schijndel, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in het hogerberoepschrift opgeworpen vragen heeft de Afdeling bij de uitspraken van 18 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:74 en ECLI:NL:RVS:2017:75, beantwoord. Hieruit volgt dat het hoger beroep van de staatssecretaris ook in deze zaak kennelijk gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van 1 december 2016 alsnog ongegrond verklaren.
2.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 december 2016 in zaken nrs. NL 16.3644, 16.3647 en 16.3879;
III.    verklaart de door de vreemdelingen bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. G. van der Wiel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Verweij, griffier.
w.g. Van der Wiel    w.g. Verweij
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017
722.