ECLI:NL:RVS:2017:2766
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de niet in behandeling name van asielaanvragen door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 december 2016. De rechtbank had in die uitspraak de aanvragen van vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en de besluiten van de staatssecretaris van 1 december 2016 vernietigd. De staatssecretaris had deze aanvragen niet in behandeling genomen, wat leidde tot de beroepen van de vreemdelingen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris nieuwe besluiten moest nemen met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.H.J.M. de Bonth, hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven en een nader stuk ingediend. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de vragen die in het hogerberoepschrift zijn opgeworpen, beantwoord in eerdere uitspraken van 18 januari 2017. Hieruit bleek dat het hoger beroep van de staatssecretaris ook in deze zaak kennelijk gegrond is.
De Afdeling heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en de beroepen van de vreemdelingen tegen de besluiten van 1 december 2016 alsnog ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 oktober 2017.