ECLI:NL:RVS:2019:1089

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2019
Publicatiedatum
9 april 2019
Zaaknummer
201900994/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
  • H. Troostwijk
  • J.J. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door drs. F.W. King, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2019. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 4 december 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen, ongegrond verklaard. De vreemdelingen stelden dat hun minderjarige kinderen in Nederland zijn geworteld en dat dit hen in aanmerking zou moeten laten komen voor een verblijfsvergunning. De Raad van State oordeelde echter dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep kennelijk ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van voorzitter mr. N. Verheij, en de leden mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, in aanwezigheid van griffier mr. O. van Loon. De uitspraak vond plaats op 8 april 2019.

Uitspraak

201900994/1/V2.
Datum uitspraak: 8 april 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 24 januari 2019 in zaken nrs. 18/9441 en 18/9443 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 december 2018 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 24 januari 2019 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door drs. F.W. King, rechtsbijstandverlener te Leiden, hoger beroep ingesteld.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder gemotiveerd te worden. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift, mede gelet op de uitspraken van de Afdeling van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1733 en 24 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2815, geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000). Het betoog van de vreemdelingen dat hun minderjarige kinderen in Nederland zijn geworteld en dat zij om die reden in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning, komt aan de orde in de procedure die de vreemdelingen bij de Afdeling aanhangig hebben gemaakt in zaak nr. 201900943/1/V3.
2.    Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Verheij    w.g. Van Loon
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2019
284-806.