ECLI:NL:RVS:2019:1089
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- H. Troostwijk
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van twee vreemdelingen, vertegenwoordigd door drs. F.W. King, tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 januari 2019. De rechtbank had eerder de aanvragen van de vreemdelingen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 4 december 2018 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid waren afgewezen, ongegrond verklaard. De vreemdelingen stelden dat hun minderjarige kinderen in Nederland zijn geworteld en dat dit hen in aanmerking zou moeten laten komen voor een verblijfsvergunning. De Raad van State oordeelde echter dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep kennelijk ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder leiding van voorzitter mr. N. Verheij, en de leden mr. H. Troostwijk en mr. J.J. van Eck, in aanwezigheid van griffier mr. O. van Loon. De uitspraak vond plaats op 8 april 2019.