ECLI:NL:RVS:2019:1404
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- H.G. Lubberdink
- D.A. Verburg
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep asielaanvraag vreemdeling met Russische nationaliteit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die een eerdere afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris had vernietigd. De vreemdeling, afkomstig uit Syrië, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke was afgewezen op basis van het feit dat hij in het bezit was van een Russisch paspoort. De staatssecretaris stelde dat Rusland een beschermingsalternatief voor de vreemdeling was, omdat hij niet had aangetoond afstand te hebben gedaan van de Russische nationaliteit. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris onvoldoende had aangetoond dat de vreemdeling daadwerkelijk de Russische nationaliteit had, gezien het feit dat de vreemdeling nooit in Rusland was geweest en zijn Russische paspoort in 2015 was verlopen.
In het hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de staatssecretaris terecht van de Russische nationaliteit van de vreemdeling is uitgegaan, omdat hij een authentiek Russisch paspoort had overgelegd en niet had gesteld dat hij afstand had gedaan van die nationaliteit. De staatssecretaris heeft ook terecht opgemerkt dat het verlopen van het paspoort niet betekent dat de nationaliteit verloren is gegaan. De Afdeling heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de staatssecretaris niet hoefde aan te tonen dat de vreemdeling zijn Russische nationaliteit niet kon verliezen bij vestiging in Rusland.
De Afdeling heeft verder geoordeeld dat de vreemdeling niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning, omdat hij zijn asielaanvraag niet binnen de vereiste termijn had ingediend na de verlening van de verblijfsvergunning aan zijn echtgenote. De beroepsgrond van de vreemdeling dat de staatssecretaris de aanvraag niet ambtshalve had moeten beoordelen, werd eveneens verworpen. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard.