ECLI:NL:RVS:2019:218
Raad van State
- Hoger beroep
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 6 december 2018. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van 30 oktober 2018, waarin de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen, vernietigd. De rechtbank bepaalde dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag moest nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag behandeld of het wetsdecreet van de Italiaanse autoriteiten van 24 september 2018 ertoe leidt dat de staatssecretaris ten onrechte van het interstatelijke vertrouwensbeginsel uitgaat. De Afdeling heeft deze vraag bevestigend beantwoord en geconcludeerd dat de grief van de staatssecretaris slaagt.
Het hoger beroep is kennelijk gegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd wordt. De Afdeling heeft ook geoordeeld dat het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 30 oktober 2018 ongegrond is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 januari 2019.