ECLI:NL:RVS:2019:2482
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 20 juni 2018 afgewezen. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling op 5 september 2018 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Meijering, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 juli 2019 uitspraak gedaan. De rechtsvragen die in hoger beroep zijn opgeworpen, betreffen onder andere de digitale ondertekening van de uitspraak van de rechtbank en de openbaarmaking van deze uitspraak. De Afdeling heeft eerder in andere uitspraken, ECLI:NL:RVS:2019:1400 en ECLI:NL:RVS:2019:1390, deze vragen behandeld en bevestigd dat de klachten van de vreemdeling terecht zijn voorgedragen, maar dat deze niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling heeft het hoger beroep kennelijk ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 512,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 juli 2019.