ECLI:NL:RVS:2019:2682
Raad van State
- Hoger beroep
- J.J. van Eck
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 24 juli 2018 besloten om de aanvraag af te wijzen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N. van Bremen, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank heeft op 3 september 2018 het beroep ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling in hoger beroep is gegaan.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroep gegrond is, waarbij zij verwijst naar een eerdere uitspraak van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3735). De rechtbank heeft de uitspraak vernietigd en het beroep alsnog gegrond verklaard. Dit houdt in dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen, rekening houdend met de eerdere uitspraak.
Daarnaast heeft de Afdeling de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 1.536,00, dat geheel toe te rekenen is aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. J.J. van Eck, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.