ECLI:NL:RVS:2019:3363

Raad van State

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
201902289/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake opvang vreemdeling

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019. De vreemdeling had verzocht om adequate opvang, waarop de staatssecretaris op 26 februari 2018 reageerde. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen zijn besluit van 11 september 2018 primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep van de vreemdeling gegrond was en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, waarbij hij werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag in het hogerberoepschrift beantwoord en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte op het verzoek van de vreemdeling heeft gereageerd met een aanbod van onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie. De enige grief van de staatssecretaris slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog ongegrond verklaard. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.

Uitspraak

201902289/1/V1.
Datum uitspraak: 8 oktober 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019 in zaak nr. 18/7171 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij brief van 26 februari 2018 heeft de staatssecretaris gereageerd op het verzoek van de vreemdeling om haar adequate opvang te verlenen.
Bij besluit van 11 september 2018 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, voor zover de staatssecretaris geweigerd heeft haar beschermd wonen te verlenen, en bepaald dat hij een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij desgevraagd een schriftelijke reactie ingediend.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer, advocaat te Haarlem, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en nadere stukken van 13 augustus 2019, 17 september 2019 en 1 oktober 2019 ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1.    De in het hogerberoepschrift opgeworpen rechtsvraag heeft de Afdeling beantwoord bij uitspraak van 30 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3281. Uit deze uitspraak volgt dat de staatssecretaris niet ten onrechte op het verzoek van de vreemdeling om haar opvang te verlenen heeft gereageerd met het aanbod van onderdak in de vrijheidsbeperkende locatie te Ter Apel. Hieruit vloeit voort dat de enige grief slaagt.
2.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken, is het beroep alsnog ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019 in zaak nr. 18/7171;
III.    verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Steendijk    w.g. Schuurman
lid van de enkelvoudige kamer    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 oktober 2019
284-862.