ECLI:NL:RVS:2019:3363
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake opvang vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 21 februari 2019. De vreemdeling had verzocht om adequate opvang, waarop de staatssecretaris op 26 februari 2018 reageerde. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen zijn besluit van 11 september 2018 primair niet-ontvankelijk en subsidiair ongegrond. De rechtbank oordeelde echter dat het beroep van de vreemdeling gegrond was en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, waarbij hij werd opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de rechtsvraag in het hogerberoepschrift beantwoord en geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte op het verzoek van de vreemdeling heeft gereageerd met een aanbod van onderdak in een vrijheidsbeperkende locatie. De enige grief van de staatssecretaris slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog ongegrond verklaard. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 8 oktober 2019.