ECLI:NL:RVS:2019:3364
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake onderdak vreemdeling
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 9 april 2019. De vreemdeling had verzocht om een beschermde woonplek in Amsterdam, maar de staatssecretaris bood hem onderdak aan in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) te Ter Apel. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van de vreemdeling ongegrond, waarop de vreemdeling in beroep ging. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was en vernietigde het besluit van de staatssecretaris, met de opdracht om een nieuw besluit te nemen.
De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In het hogerberoepschrift werd onder andere de rechtsvraag opgeworpen of de staatssecretaris terecht had gereageerd op het verzoek van de vreemdeling met het aanbod van onderdak in de VBL. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze vraag bevestigend beantwoord en geoordeeld dat de eerste grief van de staatssecretaris slaagt.
Daarnaast klaagde de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij een dwangsom verschuldigd was wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar. De Afdeling oordeelde dat het bezwaar kennelijk ongegrond was, waardoor de staatssecretaris geen dwangsom verschuldigd was. Het hoger beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd alsnog ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.