ECLI:NL:RVS:2020:1505
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 december 2019. Bij besluit van 21 november 2019 was aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en hem schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 1 juli 2020 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de voortgang van de asielaanvraag van de vreemdeling in haar beoordeling heeft betrokken. De staatssecretaris klaagde in zijn enige grief terecht dat de rechtbank zich mengde in de inrichting van het onderzoeksproces in asielzaken. De Afdeling oordeelde dat klachten over de asielprocedure niet thuishoren in een procedure over een vrijheidsontnemende maatregel.
De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling is ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen asielprocedures en procedures omtrent vrijheidsontneming.