ECLI:NL:RVS:2020:3126

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
202006935/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 24 december 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. Dit besluit, genomen op 17 september 2020, werd door de rechtbank Den Haag op 17 december 2020 vernietigd, waarbij de rechtbank de staatssecretaris opdroeg om het asielverzoek binnen een week in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is, aangezien de vreemdeling tot en met 31 december 2020 de gelegenheid heeft om een schriftelijke uiteenzetting te geven. Daarom is er bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening getroffen, waarbij de werking van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter op het verzoek heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 december 2020, en de voorzieningenrechter was mr. D.A. Verburg, bijgestaan door griffier mr. M.W. Schippers.

Uitspraak

202006935/2/V3.
Datum uitspraak: 24 december 2020
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 december 2020 in zaak nr. NL20.17088 in het geding tussen:
[vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 17 september 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 17 december 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de rechtbankuitspraak in de plaats treedt van dat besluit en de staatssecretaris verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Daarbij heeft de rechtbank de staatssecretaris opgedragen om het asielverzoek binnen een week na de dag van de verzending van de rechtbankuitspraak in behandeling te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft de staatssecretaris de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Wat betreft het spoedeisend belang heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank hem heeft opgedragen om binnen een week na de dag van verzending van de uitspraak van 17 december 2020 het asielverzoek in behandeling te nemen.
2.    Omdat de vreemdeling tot en met 31 december 2020 in de gelegenheid is gesteld een schriftelijke uiteenzetting te geven, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. De staatssecretaris hoeft geen gevolg te geven aan de uitspraak van de rechtbank van 17 december 2020, totdat de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening te treffen heeft beslist. Beoordeeld naar de huidige stand van zaken zal dat op 4 januari 2021 zijn.
3.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de werking van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 17 december 2020 in zaak nr. NL20.17088, wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Verburg    w.g. Schippers
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2020
872.