ECLI:NL:RVS:2021:1301
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag vreemdeling
Op 21 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 8 februari 2021 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. B. De Haan, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 15 april 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Vervolgens heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Na het indienen van het hoger beroep heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt, omdat de overdrachtstermijn was verstreken. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hierop te reageren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij zijn doel had bereikt door de beslissing van de staatssecretaris om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.
Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier, en werd openbaar uitgesproken op 21 juni 2021.