Uitspraak
Datum uitspraak: 4 augustus 2021
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
griffier
Raad van State
In deze zaak heeft de Raad van State op 4 augustus 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een jachtakte door de korpschef van politie. De aanvraag werd afgewezen op basis van een registratie van een misdrijf in het Justitieel Documentatie Systeem, die volgens artikel 3.28, derde lid, aanhef en onder e, van de Wet natuurbescherming (Wnb) een dwingende weigeringsgrond vormt. De appellant, die een eigen bedrijf heeft dat ambachtelijk vlees en wild levert aan restaurants, had de vereiste opleiding en jachtdiploma behaald, maar zijn eerdere veroordeling voor een overtreding van de Wet wapens en munitie stond in de weg voor de verlening van de jachtakte. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad van State bevestigde deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de korpschef geen beoordelingsruimte had om van de weigeringsgrond af te wijken, en dat de wetgever met deze bepaling beoogde om de veiligheid te waarborgen door te voorkomen dat wapens in handen komen van personen met een strafrechtelijke achtergrond. De appellant betoogde dat de weigering van de jachtakte hem in zijn zelfontplooiing en bedrijfsontwikkeling beperkt, maar de Raad van State oordeelde dat de maatregel niet als punitief kan worden aangemerkt, en dat er geen sprake was van dubbele bestraffing. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de eerdere uitspraak werd bevestigd.