ECLI:NL:RVS:2022:1322
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 4 mei 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 31 maart 2022 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 19 april 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.C. van Paridon, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat een schending van de inspanningsverplichting tijdens strafrechtelijke detentie niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring. De verwijzing van de vreemdeling naar eerdere rechtspraak van het EHRM en uitspraken van de Raad van State zelf, leidde niet tot een ander oordeel, omdat deze betrekking hadden op schendingen tijdens de bewaring zelf.
De Raad van State concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.