ECLI:NL:RVS:2022:1712
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
Op 15 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 9 november 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De vreemdeling was het niet eens met deze afwijzing en had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde het beroep op 11 april 2022 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J.J. Jansen, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de staatssecretaris het beoordelingskader voor de geloofwaardigheid van de gestelde bekering op de juiste wijze had toegepast. De Raad van State concludeerde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 juni 2022 door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.