ECLI:NL:RVS:2022:1785
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling
Op 23 juni 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 26 augustus 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 25 mei 2022 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat de vreemdeling recht heeft op bescherming tegen uitzetting totdat er een definitieve uitspraak in het hoger beroep is gedaan. Tevens heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de proceskosten moet vergoeden die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met de behandeling van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet en dat de staatssecretaris de kosten van rechtsbijstand, tot een bedrag van € 759,00, moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen in bestuursrechtelijke procedures. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in asielprocedures en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in afwachting van een definitieve beslissing.